Uitspraak
mr. M. van der Weidete Alkmaar,
mr. J. Schoutente Amsterdam.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende een omgangsregeling tussen de man en de vrouw, die samen twee minderjarige kinderen hebben. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Holland, waarin een voorlopige omgangsregeling was vastgesteld. De vrouw heeft grieven ingediend tegen de vaststelling van de feiten en de omgangsregeling, en vordert dat het hof het bestreden vonnis vernietigt en de man niet-ontvankelijk verklaart in zijn vorderingen. Subsidiair vraagt zij om een begeleide omgangsregeling.
De feiten zijn als volgt: de partijen hebben van 2012 tot begin 2017 een relatie gehad en hebben samen twee kinderen, [kind a] en [kind b]. Na de breuk heeft de man de kinderen incidenteel gezien. De vrouw heeft bezwaar tegen de omgangsregeling, omdat zij vindt dat deze niet in het belang van de kinderen is. Het hof heeft de grieven van de vrouw beoordeeld en geconcludeerd dat er geen feiten zijn die erop wijzen dat de omgangsregeling schadelijk is voor de kinderen. Het hof benadrukt het belang van contact tussen de kinderen en beide ouders en stelt dat de communicatie tussen de ouders verbeterd moet worden.
Het hof heeft de voorlopige omgangsregeling in stand gehouden en een dwangsom opgelegd aan de vrouw voor het geval zij zich niet aan de regeling houdt. De kosten van het hoger beroep worden gecompenseerd. Het arrest is gewezen op 9 oktober 2018.