In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding dat is ingesteld door de vrouw tegen de man, waarbij de vrouw de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam heeft gedagvaard wegens niet-nakoming van alimentatieverplichtingen. De vrouw is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter, die zich onbevoegd verklaarde om van de vorderingen van de vrouw kennis te nemen. De vrouw heeft grieven ingediend tegen deze beslissing, waarbij zij aanvoert dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de Nederlandse rechter geen rechtsmacht heeft. Het hof overweegt dat de EG-Alimentatieverordening van toepassing is en dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg, locatie Maastricht, bevoegd is om van de zaak kennis te nemen. Het hof vernietigt het bestreden vonnis en verwijst de zaak terug naar de voorzieningenrechter in Limburg voor verdere behandeling. De kosten van het geding worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.