Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in hoger beroep
2.De feiten
3.De beoordeling
in conventiegevorderd, kort gezegd, Stadgenoot te veroordelen tot herstel van de gebreken in de woning met betrekking tot het binnenklimaat, de verwarmingsinstallatie, het keukenblok, de elektrische installatie, het mechanische ventilatiesysteem en de toegangsdeur van de woning, met veroordeling van Stadgenoot in de proceskosten. Hij heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat Stadgenoot haar wettelijke verplichtingen als verhuurder niet is nagekomen. Stadgenoot heeft tegen deze vordering verweer gevoerd en van haar kant
in reconventiegevorderd, kort gezegd, de huurovereenkomst te ontbinden en [appellant] te veroordelen tot ontruiming van de woning, met veroordeling van [appellant] in de proceskosten. Zij heeft daartoe gesteld, kort gezegd, dat [appellant] op meerdere gronden wanprestatie heeft gepleegd. [appellant] heeft tegen deze vordering verweer gevoerd.
in conventie en in reconventieoverwogen, kort gezegd, dat ter descente is komen vast te staan dat de woning ernstig vervuild en verwaarloosd is, dat de slaapkamer volledig wordt gebruikt voor de opslag van spullen en dat dit een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst door [appellant] oplevert, zodat Stadgenoot in beginsel het recht heeft de huurovereenkomst te ontbinden, wat slechts anders is indien de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Volgens [appellant] is de ontbinding niet gerechtvaardigd omdat Stadgenoot niet heeft voldaan aan haar verplichting de woning te onderhouden, maar [appellant] heeft niet aangetoond dat Stadgenoot een verwijt valt te maken met betrekking tot de situatie in de woning. Ook heeft [appellant] tegenover de onderbouwde stelling van Stadgenoot dat zij [appellant] meerdere malen heeft aangeschreven om medewerking te verlenen aan het (laten) verrichten van onderhoud door Stadgenoot, maar dat [appellant] daaraan geen medewerking heeft verleend, onvoldoende feiten en omstandigheden aangevoerd die zijn afwijzende houding kunnen rechtvaardigen. De (onder 3.1 sub (iv) genoemde) uitkomst van de bestuursrechtelijke procedure tegen de bestuursdwang kan daartoe niet dienen. Onvoldoende is weersproken dat [appellant] na de schoonmaakinterventies van de GGD, alsmede pogingen van Stadgenoot om onderhoudswerkzaamheden in de woning te verrichten, de woning heeft laten vervuilen en heeft verwaarloosd. Voldoende is gebleken dat inmiddels een onhoudbare situatie is ontstaan, terwijl enig zicht op verbetering van het bewonersgedrag van [appellant] er niet is. Bovendien staat vast dat hij een betalingsachterstand in de huurpenningen heeft die ruimschoots een periode van drie maanden overschrijdt. De slotsom is dat de uitzondering van artikel 6:265 lid 1 BW zich niet voordoet en dat de gevorderde ontbinding en ontruiming toewijsbaar zijn, evenals de veroordeling van [appellant] in de proceskosten, aldus (nog steeds) de kantonrechter. Op grond hiervan heeft de kantonrechter, kort gezegd,
in conventiede vordering afgewezen,
in reconventiede huurovereenkomst ontbonden en [appellant] veroordeeld tot ontruiming van de woning en
in conventie en reconventie[appellant] veroordeeld in de proceskosten en het meer of anders gevorderde afgewezen.
I tot en met IXfalen en dat
grief X, die afhankelijk is van het welslagen van de voorgaande grieven, eveneens moet worden verworpen.