ECLI:NL:GHAMS:2018:3643

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 oktober 2018
Publicatiedatum
10 oktober 2018
Zaaknummer
23-004565-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal door twee of meer verenigde personen met insluiping in een woning en strafmaatappel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1978, was beschuldigd van diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij samen met een ander op 22 september 2016 in Amsterdam in een studentenflat inbrak en waardevolle elektronische apparaten, waaronder twee laptops en een iPad, heeft gestolen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan insluiping en het wegnemen van goederen die toebehoorden aan de slachtoffers. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen heeft geacht, maar heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen. De strafbaarheid van de verdachte werd niet uitgesloten, en het hof heeft de strafmaat bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn zorg voor een ernstig zieke moeder en zijn deelname aan schuldhulpverlening. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken en een taakstraf van 80 uren, met een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaren. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij, ter zake van materiële schade, toegewezen tot een bedrag van € 526,61. Het hof heeft de op te leggen straffen en maatregel gegrond op verschillende artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004565-17
Datum uitspraak: 9 oktober 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-117440-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
25 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primairhij op of omstreeks 22 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen, twee (2), althans een of meer, laptops (merk Apple, type Macbook Pro en/of Samsung) en/of een (1) Ipad (nummer 662725) en/of een of meer, opladers en/of een (muziek)box (merk JBL), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders;
subsidiairhij op of omstreeks 22 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten twee (2), althans een of meer, laptops (merk Apple, type Macbook Pro en/of Samsung) en/of een (1) Ipad (nummer 662725) en/of een of meer, opladers en/of een (muziek)box (merk JBL), heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist(en) dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om doelmatigheidsredenen worden vernietigd
.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 22 september 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee laptops, een IPad, opladers en een muziekbox (merk JBL), toebehorende aan [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2].
Hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden waarvan één maand voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, en een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren subsidiair 40 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand en een proeftijd van twee jaren.
De raadsvrouw heeft verzocht de verdachte een taakstraf op te leggen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan de diefstal van waardevolle elektronische apparaten, waaronder twee laptops en een iPad. De verdachte en zijn mededader zijn de studentenflat waar de slachtoffers woonachtig waren ingeslopen en hebben aldaar deze spullen weggenomen. Nadat één van de slachtoffers en een bewoner uit de studentenflat de gestolen laptops van de verdachte hadden terug gepakt is de verdachte samen met zijn mededader, weggereden op een scooter waarbij hij over de voeten van deze bewoner – die hem trachtte tegen te houden – is gereden. Door aldus te handelen heeft de verdachte er blijk van gegeven geen respect te hebben voor de eigendomsrechten van anderen. Door het plegen van dergelijke diefstallen wordt materiële schade toegebracht aan de gedupeerden. Een insluiping in een woning veroorzaakt bovendien gevoelens van angst en onveiligheid bij de bewoners van deze studentenflat en in de samenleving in het algemeen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 13 september 2018 is hij eerder ter zake van vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Een gevangenisstraf van enkele maanden zou, gelet op het voorgaande, alleszins passend zijn. Het hof houdt echter tevens rekening met de huidige persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals die ter terechtzitting in hoger beroep naar voren zijn gekomen. De verdachte ontvangt een uitkering, heeft schuldhulpverlening en draagt momenteel de zorg voor zijn ernstig zieke moeder. Verder is sinds juni 2018 sprake van een toezicht door de reclassering, zoals blijkt uit het over de verdachte opgemaakte rapport van 8 augustus 2018 en uit de toelichting die zijn reclasseringsbegeleider per e-mail van 24 september jl. heeft gegeven. De verdachte houdt zich tot nu toe goed aan de afspraken, zijn leefsituatie lijkt stabiel en de reclassering ziet een intrinsieke motivatie bij de verdachte om een verandering ten goede te kunnen realiseren.
Het hof acht het van belang de laatstvermelde positieve ontwikkelingen in het leven van de verdachte niet te doorkruisen door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, mede uit oogpunt van beperking van het gevaar van herhaling. Gelet hierop acht het hof een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De voorwaardelijke gevangenisstraf is hoger dan door de advocaat-generaal is geëist vanwege de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.593,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 526,61. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 526,61 (vijfhonderdzesentwintig euro en eenenzestig cent) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 526,61 (vijfhonderdzesentwintig euro en eenenzestig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 22 september 2016.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. R.M. Steinhaus en mr. A. Dantuma-Hieronymus, in tegenwoordigheid van S. Vriend, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 oktober 2018.
Mr. A. Dantuma-Hieronymus is buiten staat dit arrest te ondertekenen.