ECLI:NL:GHAMS:2018:3632
Gerechtshof Amsterdam
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 89 en 591a Sv in verband met inverzekeringstelling en rechtsbijstandskosten
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 september 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift op de voet van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoeker, geboren in 1963, heeft een verzoek ingediend tot vergoeding van schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van zijn inverzekeringstelling en de daaruit voortvloeiende kosten voor rechtsbijstand. Het verzoek omvat een schadevergoeding van € 105 voor de ondergane verzekering en € 1.161,60 voor arbeidsrechtelijke rechtsbijstand, alsook € 11.712,80 voor rechtsbijstand in de strafzaak en € 550 voor de verzoekschriftprocedure.
Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker op 17 december 2014 in verzekering is gesteld en op 18 december 2014 weer in vrijheid is gesteld. De advocaat van verzoeker heeft betoogd dat de kosten voor arbeidsrechtelijke rechtsbijstand het rechtstreekse gevolg zijn van de inverzekeringstelling. Het hof oordeelt echter dat deze kosten niet als zodanig kunnen worden aangemerkt, waardoor artikel 89 Sv geen grondslag biedt voor vergoeding.
Wel zijn er gronden van billijkheid aanwezig voor de toekenning van een vergoeding van € 105 voor de ondergane verzekering. Daarnaast heeft het hof besloten om op basis van artikel 591a Sv een vergoeding van € 12.262,80 toe te kennen voor de kosten van rechtsbijstand in de strafzaak en de verzoekschriftprocedure. Het hof wijst het overige verzochte af en beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.