ECLI:NL:GHAMS:2018:3625

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2018
Publicatiedatum
8 oktober 2018
Zaaknummer
001473-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schadevergoeding in verband met voorlopige hechtenis en rechtsbijstand

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 21 september 2018 uitspraak gedaan in een verzoekschrift tot schadevergoeding op basis van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoeker, geboren in 1992, heeft een schadevergoeding van € 5.305,00 aangevraagd voor schade die hij stelt te hebben geleden als gevolg van zijn voorlopige hechtenis en verzekering in een strafzaak. Daarnaast verzocht hij om vergoeding van de eigen bijdrage voor rechtsbijstand ter hoogte van € 143,00. Het verzoekschrift is op 20 oktober 2017 ingediend en de advocaat-generaal heeft op 31 juli 2018 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de openbare behandeling op 7 september 2018 is de verzoeker niet verschenen.

Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker in verband met een poging tot diefstal in vereniging op 4 oktober 2016 in verzekering is gesteld en op 5 oktober 2016 in voorlopige hechtenis is genomen, welke hechtenis op 10 december 2016 is geschorst. De strafzaak eindigde met een vrijspraak voor de diefstal en een voorwaardelijke geldboete voor eenvoudige belediging. Het hof oordeelde dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn voor het toekennen van een schadevergoeding van € 5.385,00 voor de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis, maar wees het verzoek om vergoeding van de eigen bijdrage af, omdat de zaak niet eindigde zonder straf of maatregel.

De beslissing van het hof houdt in dat de verzoeker een schadevergoeding van € 5.385,00 wordt toegekend, met een verrekening van eerder openstaande bedragen. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van het hof.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling strafrecht
rekestnummer(s): 001473-17 (89 Sv) en 001472-17 (591a Sv)
parketnummer in hoger beroep: 23-000387-16
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat,
mr. H. Teunisse, Barkstraat 2, 1784 KD, Den Helder.

1.Inhoud van het verzoekschrift

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding op de voet van artikel 89 Sv, tot een bedrag van € 5.305,00, ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis in de strafzaak met voormeld parketnummer.
Het verzoekschrift strekt voorts tot het toekennen van een vergoeding op de voet van artikel 591a Sv ter zake van kosten gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van onderhavige verzoekschriftprocedure ten bedrage van € 143,00.

2.Procesverloop

Het verzoekschrift is op 20 oktober 2017 ingekomen.
Op 31 juli 2018 heeft de advocaat-generaal schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 7 september 2018 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord. De verzoeker is niet verschenen.

3.Beoordeling van het verzoekschrift

Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Verzoeker is indertijd verdachte geweest van poging tot diefstal in vereniging, en in verband met die verdenking op 4 oktober 2016 in verzekering gesteld. Vervolgens is op 5 oktober 2016 de voorlopige hechtenis bevolen, die op 10 december 2016 is geschorst op welke datum verzoeker ook in vrijheid is gesteld. Aldus heeft verzoeker 1 dag in een politiecel en 66 dagen in een huis van bewaring doorgebracht.
Verdachte is vervolgd vanwege vorenbedoelde poging tot diefstal alsmede vanwege eenvoudige belediging op een andere datum. De strafzaak is geëindigd met vrijspraak van de diefstal en met oplegging van een voorwaardelijke geldboete ten aanzien van de eenvoudige belediging. Vanwege eenvoudige belediging is geen voorlopige hechtenis toegelaten zodat op grond van artikel 89 Sv aan verzoeker een vergoeding van geleden schade kan worden toegekend.
Ingevolge het bepaalde in artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het hof acht gronden van billijkheid aanwezig tot toekenning van een vergoeding ter zake van de door verzoeker ondergane verzekering en voorlopige hechtenis tot een bedrag van € 5.385,00.
Uit de inhoud van het dossier en het verhandelde in raadkamer is gebleken dat de onderstaande geldsommen overeenkomstig artikel 90, lid 3 Sv verrekend kunnen worden met het toegewezen bedrag, hetgeen zal worden bevolen.
Ten aanzien van het verzoek op de voet van artikel 591a Sv
Verzoeker heeft een toevoeging verzocht en verkregen voor rechtsbijstand in de onderhavige verzoekschriftprocedure. Aan deze toevoeging is een eigen bijdrage verbonden van € 143,00.
Artikel 591a, lid 2 luidt:
2. Indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht kan aan de gewezen verdachte of zijn erfgenamen uit ’s Rijks kas een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij tengevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens voorzover artikel 44a van de Wet op de rechtsbijstand van toepassing is, in de kosten van een raadsman. Een vergoeding voor de kosten van een raadsman gedurende de verzekering en de voorlopige hechtenis is hierin begrepen. Een vergoeding voor deze kosten kan voorts worden toegekend in het geval dat de zaak eindigt met oplegging van straf of maatregel op grond van een feit, waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten.
Artikel 44 van de Wet op de rechtsbijstand luidt, voor zover hier van belang:
1. Aan personen die zich krachtens het Wetboek van Strafrecht of het Wetboek van Strafvordering door een raadsman kunnen doen bijstaan, kan het bestuur een advocaat toevoegen.
2. De eigen bijdrage is niet verschuldigd, indien een zaak eindigt zonder de toepassing van een straf of maatregel dan wel zonder toepassing van artikel 9a Wetboek van Strafrecht.
De rechtsbijstandverlener restitueert de eigen bijdrage aan de rechtzoekende, tenzij deze de eigen bijdrage nog niet heeft voldaan.
(….)
Artikel 44 lid 2 van de Wet op de rechtsbijstand staat aan vergoeding van de eigen bijdrage in de weg indien de zaak waarvoor de toevoeging is verleend is geëindigd zonder toepassing van straf of maatregel of van artikel 9a Sr. In dit geval is de toevoeging louter aangevraagd en verleend voor het schadevergoedingsverzoek. Daarvoor wordt niet (ook) de forfaitaire vergoeding verzocht. Nu de strafzaak zelf niet geëindigd is op de in artikel 44 lid 2 WRB bedoelde wijze - verzoeker is immers wel veroordeeld in verband met de belediging - is onzeker of verzoeker de eigen bijdrage van de rechtsbijstandsverlener gerestitueerd zal krijgen.
Daar staat tegenover dat het het hof bekend is dat de advocaat van verzoeker ongeveer € 277 (€ 420 verminderd met de eigen bijdrage) kan declareren bij de raad. Nu dit bedrag nagenoeg overeenkomt met het door de LOVS-vastgestelde forfaitaire bedrag voor het opstellen en indienen van een verzoekschrift (€ 280,00) te boven gaat, acht het hof geen gronden van billijkheid aanwezig voor vergoeding van de eigen bijdrage en zal het hof het verzoek in zoverre afwijzen.

4.Beslissing

Het hof :
Kent op de voet van artikel 89 Sv aan verzoeker een vergoeding toe van € 5.385,00 (vijfduizend driehonderdvijfentachtig euro).
Bepaalt de verrekening van bovenstaand bedrag met de onderstaande geldsom:
CJIB-nummer openstaand bedrag verrekening
6022 5424 0323 9579 € 105,04 € 105,04
9022 5424 0323 9580 € 282,01 € 282,01
Wijst het anders of meer verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de enkelvoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting had mr. R.D. van Heffen, in tegenwoordigheid van mr. P.M. Groenenberg als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 21 september 2018.
De voorzitter beveelt:
de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van
- € 105,04 op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] t.n.v. CJIB o.v.v. 6022 5424 0323 9579;
- € 282,01 op bankrekeningnummer [bankrekeningnummer] t.n.v. CJIB o.v.v. 9022 5424 0323 9580;
- € 4.997,95 op bankrekeningnummer NL17 ABNA 0514 6991 32 t.n.v. [verzoeker] o.v.v. [verzoeker]/ parketnr 23-000387-16/Schadevergoeding.
Amsterdam, 21 september 2018.
mr. R.D. van Heffen, voorzitter.