ECLI:NL:GHAMS:2018:3624
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Toekenning huurrecht na echtscheiding tussen contractuele medehuurders zonder gezamenlijke bewoning
In deze zaak gaat het om de toekenning van het huurrecht van een woning na de echtscheiding van partijen, die nooit samen hebben gewoond maar wel contractueel medehuurders zijn. De man en de vrouw zijn in 2010 in Eritrea getrouwd en hebben op 12 juli 2017 gezamenlijk een huurovereenkomst ondertekend voor een woning in Nederland. Na de breuk van hun relatie heeft de man de woning feitelijk betrokken, terwijl de vrouw geen eigen woning meer had en in een kwetsbare positie verkeerde. De rechtbank had in een eerdere beschikking bepaald dat de vrouw huurster zou zijn van de woning, maar de man ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
Tijdens de mondelinge behandeling werd duidelijk dat de vrouw, ondanks haar zwangerschap en dakloosheid, niet voldoende had onderbouwd waarom zij recht had op de woning. Het hof weegt de belangen van beide partijen en concludeert dat de man, die inmiddels al een jaar in de woning woont en economisch gebonden is aan de locatie, een zwaarder belang heeft bij het huurrecht. Het hof vernietigt de eerdere beschikking en kent het huurrecht toe aan de man, met ingang van de datum van de beschikking.