Uitspraak
mr. A. M. Koopmante Alkmaar,
mr. Th. C. J. Kaandorpte Alkmaar.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding tussen twee gewezen echtgenoten, waarbij de man in hoger beroep is gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Noord-Holland. De vrouw had in eerste aanleg gevorderd de opheffing van een executoriaal derdenbeslag dat door de man was gelegd onder de Sociale Verzekeringsbank. De voorzieningenrechter heeft het beslag opgeheven voor zover dit het bedrag van € 86,81 te boven gaat en de man bevolen de executie van een eerder arrest van het Gerechtshof Den Haag te staken. De man heeft in hoger beroep de vernietiging van het vonnis van de voorzieningenrechter gevorderd en de afwijzing van de vorderingen van de vrouw.
De feiten van de zaak zijn als volgt: partijen zijn in 1987 gescheiden en de vrouw is bij arrest van het Gerechtshof Den Haag veroordeeld tot betaling van een bedrag aan de man. De man heeft meerdere keren beslag gelegd op de uitkeringen van de vrouw, maar de vrouw heeft betwist dat de man recht heeft op het gevorderde bedrag. In hoger beroep heeft het hof de grieven van de man beoordeeld en geconcludeerd dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat de wettelijke rente is verjaard. Het hof heeft vastgesteld dat de man stuitingshandelingen heeft verricht en dat de vrouw niet heeft aangetoond dat zij aan het te executeren vonnis heeft voldaan.
Het hof heeft het vonnis van de voorzieningenrechter vernietigd voor zover het de vorderingen van de vrouw betreft en de vorderingen van de vrouw in conventie afgewezen. De man is bevolen de executie van het arrest van het hof Den Haag te staken, maar het hof heeft de opheffing van het beslag voor een bedrag van € 86,81 bevestigd. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.