ECLI:NL:GHAMS:2018:3602
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Bepaling van kinderalimentatie in hoger beroep met betrekking tot de behoefte en draagkracht van ouders
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 oktober 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, had in eerste aanleg verzocht om een bijdrage van € 1.250,- per maand voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kind, geboren in 2014. De man, verweerder in het principaal hoger beroep, had in eerste aanleg een bijdrage van € 423,- per maand toegewezen gekregen. In hoger beroep heeft de vrouw de bestreden beschikking bestreden en verzocht om een verhoging van de alimentatie naar € 822,- per maand, terwijl de man in incidenteel hoger beroep verzocht om de bijdrage te verlagen naar € 156,- of € 329,- per maand.
Het hof heeft de behoefte van het kind vastgesteld op basis van het netto besteedbaar inkomen (NBI) van beide ouders ten tijde van hun relatie. De man, directeur/groot aandeelhouder van een holding, had een NBI van € 5.689,- per maand, terwijl de vrouw een bijstandsuitkering ontving en geen draagkracht kon aantonen. Het hof heeft geoordeeld dat de man voldoende draagkracht heeft om in de kosten van het kind te voorzien en heeft de zorgkorting van 25% in aanmerking genomen, resulterend in een te betalen bijdrage van € 501,- per maand, met ingang van 1 januari 2017.
De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de kosten van de procedure zijn gecompenseerd. De uitspraak benadrukt de verplichting van ouders om bij te dragen aan de kosten van hun kinderen, rekening houdend met hun financiële situatie en de zorgregeling.