Op 3 oktober 2018 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 28 september 2017 was gewezen. De zaak betreft een verdachte, geboren in 1980, die momenteel gedetineerd is in PI Flevoland. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, met uitzondering van de beslissingen met betrekking tot de vorderingen tot tenuitvoerlegging. Deze vorderingen zijn afgewezen, mede gezien de opgelegde maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren, die de verdachte momenteel ondergaat.
Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman in overweging genomen. Het hof is van mening dat het in het belang van zowel de verdachte als de samenleving onwenselijk is dat de verdachte na het ISD-traject nog geconfronteerd wordt met strafrechtelijke sancties voor het onderhavige feit. Daarom heeft het hof de vorderingen tot tenuitvoerlegging afgewezen, met verwijzing naar artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
De beslissingen van de politierechter, die voorwaardelijke gevangenisstraffen had opgelegd, zijn door het hof vernietigd ten aanzien van de vorderingen tot tenuitvoerlegging. Het hof heeft de vorderingen van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke gevangenisstraffen afgewezen. Het hof bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.