ECLI:NL:GHAMS:2018:3556

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2018
Publicatiedatum
3 oktober 2018
Zaaknummer
23-001193-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens gebrek aan bewijs bij inbraak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van inbraak in de woning van een slachtoffer in Uitgeest, waarbij verschillende goederen waren ontvreemd. De tenlastelegging omvatte onder andere het stelen van sleutels, tassen, geld en andere waardevolle spullen. Tijdens het onderzoek in hoger beroep werd vastgesteld dat er een schoenspoor op een envelop in de woning van het slachtoffer was aangetroffen, wat als belastend bewijs werd beschouwd. Echter, het hof concludeerde dat er geen ander direct bewijs was dat de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak kon aantonen. Er waren geen aanwijzingen voor de aanwezigheid van de verdachte op het tijdstip van de inbraak, en er waren geen ontvreemde goederen bij de verdachte aangetroffen. Het hof oordeelde dat het bewijs niet wettig en overtuigend was en sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. Het vonnis van de rechtbank werd vernietigd, en het hof deed opnieuw recht door de verdachte vrij te spreken van de beschuldigingen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001193-18
datum uitspraak: 3 oktober 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 27 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer 15-870988-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
postadres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte (beperkt tot het onder 3 bewezen verklaarde) hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van hof onderworpen – ten laste gelegd dat:
3:
hij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 11 april 2017 tot en met 15 april 2017 te Uitgeest
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning, gelegen aan de [adres 2], aldaar heeft weggenomen drie, althans een of meerdere (huis)sleutel(s) en/of zes, althans een of meerdere tas(sen) (merk Louis Vuitton en/of Chanel) en/of een of twee ring(en) en/of een of twee armband(en) en/of vijf, althans een of meerdere zonnebril(len) (merk Gucci en/of Rayban) en/of 3900,= Euro, althans een hoeveelheid geld en/of een horloge (merk Minerva) en/of een of twee jas(sen) (merk Hackert) en/of een Ipad (merk Apple), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen geld en/of goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 3 is ten laste gelegd, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het staat vast dat in de periode van 11 april 2017 omstreeks 20.00 uur tot en met 15 april 2017 omstreeks 16.30 uur is ingebroken in de woning van [slachtoffer] op het adres [adres 2] in Uitgeest. Op 16 april 2017 is in die woning een sporenonderzoek verricht, waarbij een schoenspoor (op een envelop in de hal) is veiliggesteld (pagina 152 e.v).
Op 3 oktober 2017 heeft in het kader van een andere strafzaak een doorzoeking plaatsgevonden in de woning op het adres [adres 3] in Amsterdam. Er was op dat moment niemand in die woning aanwezig. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking zijn in de slaapkamer, gelegen rechts naast de toegangsdeur, negen paar schoenen in beslag genomen. Een van die schoenen betrof, blijkens het proces-verbaal kennisgeving van inbeslagneming (ongenummerd) een sportschoen van het
merk Gourmet (goednummer: [nummer]). Uit een proces-verbaal uitslag sporenonderzoek (pagina 154 e.v.) volgt kort gezegd dat het spoor op de envelop is veroorzaakt door deze schoen.
De verdachte, die betrokkenheid bij de inbraak ontkent, heeft verklaard dat hij samen met zijn oma, door de verdachte zijn moeder genoemd, in laatstbedoelde woning verbleef. De betreffende schoenen zijn aangetroffen in een kamer met mannenkleding en voorwerpen met daarop de naam van de verdachte (een OV-pas en een Rabo wereldkaart). Op grond hiervan gaat het hof ervan uit dat de schoenen in de kamer van de verdachte in beslag zijn genomen (pagina 42 e.v.).
Dit is een voor de verdachte belastende omstandigheid. Ander (direct) bewijs dat redengevend is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak ontbreekt evenwel. Zo zijn er geen aanwijzingen voor verdachtes aanwezigheid op het tijdstip van de inbraak in (de omgeving van) die woning (bijvoorbeeld door telefoongegevens, getuigen enzovoort) en zijn er geen ontvreemde goederen bij de verdachte aangetroffen. Hieruit volgt dat het tenlastegelegde niet kan worden bewezen en dat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 oktober 2018.
[…]