ECLI:NL:GHAMS:2018:3555

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2018
Publicatiedatum
3 oktober 2018
Zaaknummer
23-002837-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak in oplichtingszaak met onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 oktober 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van oplichting, maar heeft in hoger beroep de vrijspraak aangevochten. Het hof heeft vastgesteld dat er geen direct bewijs is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte had goederen besteld onder de naam van een ander, maar het hof oordeelde dat het causale verband tussen de gedragingen van de verdachte en de oplichting niet evident was. Hierdoor werd de verdachte vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde.

Daarnaast heeft het hof de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep beoordeeld. De verdachte was vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, en het hof verklaarde haar niet-ontvankelijk in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. De vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg was toegewezen, werd in hoger beroep niet opnieuw ingediend, waardoor het hof ook de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaarde in haar vordering tot schadevergoeding.

Het arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, en de uitspraak vond plaats op een openbare terechtzitting.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002837-17
datum uitspraak: 3 oktober 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsvrouw)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-207060-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
adres: [adres].

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de politierechter vrijgesproken van hetgeen aan haar onder 2 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – voor zover thans nog inhoudelijk aan de orde - ten laste gelegd dat:
1:
zij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 28 september 2015 tot en met 1 december 2015 te Amsterdam, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, winkelbedrijf [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een of meerdere toiletartikelen en/of drogisterijspullen, door:
- ( deze) goederen op www.[bedrijf 1] te bestellen onder de naam van en op het adres van mevr. [slachtoffer] en/of
- ( vervolgens) deze goederen zelf in ontvangst te nemen dan wel door een ander dan mevr. [slachtoffer] in ontvangst te laten nemen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep, voor zover in hoger beroep nog aan de orde, zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak

Via de website van [bedrijf 1] zijn diverse bestelformulieren ingevuld, waarbij telkens de NAW-gegevens van mevrouw [slachtoffer] zijn opgegeven, alsmede het telefoonnummer en een e-mailadres van de verdachte. De bestellingen zijn vervolgens door een ander dan mevrouw [slachtoffer] in ontvangst genomen, terwijl de rekeningen wel bij haar terecht zijn gekomen. Dat op de bestelformulieren het telefoonnummer en een e-mailadres van de verdachte zijn vermeld, is voor de verdachte belastend. Bij gebreke echter van ander (direct) bewijs dat redengevend is voor daderschap van de verdachte, is het tenlastegelegde niet bewezen. Daar komt bij dat het causale verband tussen de ten laste gelegde oplichtingsmiddelen (opgeven van een valse naam en adres en het in ontvangst nemen van het pakket) en de gedraging waartoe [bedrijf 1] volgens de tenlastelegging is bewogen (afgifte van de bestelling) bepaald niet evident is. Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde.

Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 672,88. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 592,88. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor het overige en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [bedrijf 2]
Verklaart de benadeelde partij [bedrijf 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 oktober 2018.
[… 1]
.