ECLI:NL:GHAMS:2018:3553

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 oktober 2018
Publicatiedatum
3 oktober 2018
Zaaknummer
23-000188-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam op 3 oktober 2018 in de zaak van de verdachte, die in hoger beroep ging tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 2,94 gram cocaïne op 23 november 2017 te Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 19 september 2018 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, stellende dat de verdachte de drugs niet opzettelijk aanwezig had, maar deze slechts had opgeraapt uit nieuwsgierigheid en direct daarna had weggegooid. Het hof oordeelde dat, hoewel de verdachte de drugs slechts kort in zijn bezit had, hij deze wel degelijk opzettelijk aanwezig had gehad, omdat hij zich bewust was van de inhoud van het zakje voordat hij het oppakte. Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en verklaarde het ten laste gelegde bewezen, maar legde geen straf of maatregel op, onder verwijzing naar de omstandigheden van de zaak en het feit dat de verdachte niet eerder was veroordeeld. Het hof concludeerde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsloten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000188-18
datum uitspraak: 3 oktober 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigde raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 10 januari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-237483-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
postadres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
19 september 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 november 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,94 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit onder verwijzing naar de verklaring van de verdachte dat hij een klein doorzichtig zakje zag liggen, dat hij zag dat het drugs waren, dat hij witte dingetjes zag, dat hij het zakje toen heeft opgeraapt en erin heeft gekeken, dat hij het toen weer heeft dichtgemaakt en het wilde weggooien, dat hij toen een politieambtenaar zag en het zakje even later heeft weggegooid. Zodoende heeft de verdachte de drugs niet opzettelijk aanwezig gehad. Gelet op de korte duur waarin hij die middelen in handen heeft gehad, kan volgens de raadsman bovendien rechtens niet gesproken worden van het ‘aanwezig hebben’ daarvan.
Het hof kan niet uitsluiten dat het is gegaan zoals de verdachte heeft verklaard. Daarvan uitgaande heeft de verdachte, zij het gedurende zeer korte tijd, de drugs wel degelijk opzettelijk aanwezig gehad en moet het ten laste gelegde aldus bewezen worden verklaard. Daarvoor is met name redengevend dat de verdachte reeds voordat hij het zakje oppakte, zag dat het drugs bevatte.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 november 2017 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,94 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en of maatregel

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door tien dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof acht het raadzaam te bepalen dat in verband met het bewezenverklaarde geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Zoals hiervoor overwogen, kan het hof niet uitsluiten dat de verdachte het zakje met daarin de cocaïne heeft zien liggen en – kennelijk uit nieuwsgierigheid – heeft opgepakt, vervolgens direct voornemens was het zakje met inhoud weg te gooien en het daadwerkelijk kort daarna heeft weggegooid. Gelet daarop en op de omstandigheid dat de verdachte niet eerder wegens een strafbaar feit is veroordeeld, ziet het hof aanleiding om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. I.M.H. van Asperen de Boer-Delescen en mr. P.C. Römer, in tegenwoordigheid van mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 oktober 2018.
[…]