In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 januari 2018 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep van een appellant die in beroep ging tegen de beëindiging van zijn schuldsaneringsregeling door de rechtbank Amsterdam. De rechtbank had op 22 november 2017 besloten de schuldsaneringsregeling tussentijds te beëindigen, omdat de appellant niet had voldaan aan zijn informatie- en inspanningsverplichtingen. De appellant, bijgestaan door zijn advocaat mr. L.N. Huizenga, heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij wel degelijk aan zijn verplichtingen heeft voldaan en dat hij een voltijdse stage had gelopen, maar dat hij omwille van de schuldsaneringsregeling geen parttime werk kon accepteren. Hij heeft vervolgens als zelfstandige gewerkt via Uber, zonder voorafgaande toestemming van de rechter-commissaris, wat in strijd is met de voorwaarden van de schuldsaneringsregeling.
Het hof heeft vastgesteld dat de appellant tekort is geschoten in zijn verplichtingen, maar heeft ook opgemerkt dat de bewindvoerder van de appellant heeft aangegeven dat er mogelijkheden zijn voor een succesvolle afronding van de schuldsanering. Het hof heeft besloten de behandeling van de zaak aan te houden tot 10 april 2018, zodat de appellant de gelegenheid krijgt om de geconstateerde tekortkomingen te herstellen en de benodigde informatie te verstrekken. Het hof heeft benadrukt dat de appellant gedurende deze periode aan alle verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling moet blijven voldoen. De beslissing van het hof is een belangrijke stap in de beoordeling van de mogelijkheden voor de appellant om zijn schuldsaneringsregeling alsnog succesvol af te ronden.