ECLI:NL:GHAMS:2018:3546

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2018
Publicatiedatum
3 oktober 2018
Zaaknummer
200.246.259/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mediazaak over voorgenomen televisie-uitzending en privacybescherming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 27 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een kort geding dat was aangespannen door een appellante tegen Noordkaap TV Producties B.V. De appellante, die onder een schuilnaam diensten aanbiedt, vorderde een verbod op de uitzending van een item waarin zij werd beschuldigd van oplichting. De voorzieningenrechter had eerder geoordeeld dat het belang van Noordkaap bij vrijheid van meningsuiting zwaarder weegt dan het belang van de appellante bij bescherming van haar privacy. Het hof bevestigde deze conclusie en oordeelde dat de uitzending journalistieke waarde heeft en voldoende steun vindt in het feitenmateriaal. De appellante had geld ontvangen van een slachtoffer van oplichting, maar betwistte dat er sprake was van oplichting. Het hof oordeelde dat de beschuldigingen voldoende onderbouwd waren en dat de appellante niet herkenbaar was in de uitzending, waardoor haar privacy slechts in beperkte mate werd aangetast. De grieven van de appellante werden verworpen en het vonnis van de voorzieningenrechter werd bekrachtigd, met veroordeling van de appellante in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.246.259/01 SKG
zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/653023 / KG ZA 18-892
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 27 september 2018
inzake
[appellante],
wonend te [woonplaats] ,
appellante,
advocaat: mr. H.J. Oosterhagen te Amsterdam,
tegen
NOORDKAAP TV PRODUCTIES B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
geïntimeerde,
advocaat: mr. J.A.K. van den Berg te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [appellante] en Noordkaap genoemd.
[appellante] is bij dagvaarding van 20 september 2018 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Amsterdam van 14 september 2018, in kort geding gewezen tussen [appellante] als eiseres en (onder andere) Noordkaap als gedaagde. De appeldagvaarding bevat de grieven.
[appellante] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog haar vorderingen geheel of gedeeltelijk zal toewijzen, met beslissing over de proceskosten.
Ter zitting van het hof van 26 september 2018 heeft Noordkaap bij tevoren aan het hof toegezonden memorie geantwoord, producties overgelegd en geconcludeerd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bekrachtigen, met beslissing over de proceskosten.
Partijen hebben voorts hun standpunten nader doen toelichten door hun voornoemde advocaten, ieder aan de hand van pleitnotities die aan het hof zijn overgelegd. Van de zijde van Noordkaap is nog een usb-stick in het geding gebracht met de namens haar ter zitting vertoonde filmbeelden van de voorgenomen uitzending.
Vervolgens is arrest gevraagd.

2.Feiten

De voorzieningenrechter heeft in het vonnis onder 2, 2.1 tot en met 2.7, de feiten opgesomd die hij bij de beoordeling van de zaak tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn, op enkele onderdelen na waarmee hierna rekening zal worden gehouden, niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die volgen uit niet weersproken stellingen van partijen dan wel de niet (voldoende ) bestreden inhoud van producties waarnaar zij ter staving van hun stellingen verwijzen, komen de feiten neer op het volgende.
2.1
[appellante] biedt samen met een zekere [A] (verder: [A] ) diensten aan via de website [website] , onder de schuilnaam [schuilnaam] . Medio juni 2017 is [B] (verder: [B] ) via de website in contact gekomen met [appellante] . Zij heeft zich daarbij voorgesteld als [schuilnaam] . [B] heeft ‘ [schuilnaam] ’ enkele keren ontmoet.
2.2
In de periode van 19 juni tot en met 23 augustus 2018 heeft [B] op verzoek van ‘ [schuilnaam] ’ twee telefoonabonnementen voor haar afgesloten en betaald. Daarnaast heeft hij haar met grote regelmaat geld geleend voor boodschappen, huur, autoreparaties en dergelijke. In totaal gaat het om ongeveer € 13.000,00. Hij maakte de bedragen over op drie verschillende bankrekeningen, waarbij hij telkens de naam [schuilnaam] gebruikte. Daarnaast heeft [B] foto’s van zijn paspoort en bankpas gestuurd naar een e-mailadres van ‘ [schuilnaam] ’, toen hem daarom werd gevraagd. Nadat vervolgens met gebruikmaking van die gegevens een playstation was gekocht, terwijl de bedoeling juist was dat de gegevens zouden worden gebruikt om hem terug te betalen, heeft hij zich gerealiseerd dat hij door ‘ [schuilnaam] ’ werd voorgelogen.
2.3
[B] heeft vervolgens [X] (verder: [X] ) van het televisieprogramma Undercover in Nederland benaderd. [X] heeft besloten om aan de hand van de ervaringen van [B] een item te maken over het risico van misleiding en oplichting via dating- en andere websites. Undercover in Nederland wordt geproduceerd door Noordkaap.
2.4
[B] heeft in overleg met [X] een afspraak met ‘ [schuilnaam] ’ gemaakt. [B] en ‘ [schuilnaam] ’ hebben afgesproken elkaar te ontmoeten op een parkeerplaats in [plaats] op 31 augustus 2017. [X] heeft ‘ [schuilnaam] ’ bij die gelegenheid opgewacht met een cameraploeg. Toen ‘ [schuilnaam] ’ ( [appellante] ) na wat omtrekkende bewegingen die bedoeld leken om te kijken of zij werd gevolgd, bij de auto van [B] aankwam, , heeft [X] haar aangesproken. Zij is toen direct weggerend. Korte tijd later is [B] mobiel gebeld. Nadat [X] het telefoontoestel van [B] had overgenomen, heeft hij met twee personen gesproken. Van de (aanloop naar de) confrontatie en het telefoongesprek zijn beeld- en geluidopnamen gemaakt. Een door Noordkaap opgesteld transcript van het gevoerde gesprek luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“ [X] : Nou ja, we spreken nu met elkaar af dat jij […] ( [B] , Hof) niet verder oplicht. Zijn we het daar over eens?
[appellante] : Ja.
[X] : Maar waarom heb je dat dan gedaan?
[appellante] : Ik weet het eigenlijk niet. Ik zat gewoon echt in de problemen.
[X] : (…) en waarom deed je zo voorzichtig zojuist? Want je zei dat je met de bus kwam en met de trein.. maar je was er al gewoon. Wat zijn dat nou voor leugens? (…)
[appellante] : Ja, nou… ik ben met de bus en met de trein gekomen vanuit Amsterdam.
[X] : Dat is helemaal niet waar want we zagen je een uur geleden al in de auto daar. (…) We hebben je vastgelegd namelijk maar dat had je helemaal niet in de gaten. (…) Met datzelfde autootje. Jullie waren met z’n tweeën. (…) Maar waarom doe je dat dan? (…)
[appellante] : (…) Weet je, ik heb misschien wel een beetje gelogen enzo. (…)
[X] : Maar waarom heb je dat dan gedaan bij de Media Markt bijvoorbeeld?
Waarom doe je dat soort dingen?
[appellante] : Ik weet het niet. Ik heb ook een beperking dus uhm..
[X] : Oh de beperking, dat is de reden. Daarom licht je hem maar op.
[appellante] : Nee, ik weet dat het fout is, de dingen die ik heb gedaan enzo maar..
[X] : (…) EUR 13.000,- hé, heeft ie je gegeven. Het gaat terugkomen heb je
beloofd.
[appellante] : (…) wat kunnen we dan doen om het goed te maken?
[X] : Nou allereerst moet jij die EUR 13.000,- teruggeven.
[appellante] : Ja, dat kan ik niet een, twee, drie. Dat kan ik wel in termijnen dan doen,
maar dan moet ik even wat afspreken.
[X] : Nou dat gaan we zeker met elkaar afspraken, alleen ik weet niet of ik jou op je woord kan geloven.
[appellante] : Ik wil gewoon niet op beeld komen ofzo. (…) Ja, ik heb wel gelogen en
dat geef ik ook gewoon toe. Maar ik zeg het je nu gewoon: Het is klaar nu. Ik heb mijn lesje geleerd.
[A] : Op beide rekeningen van ons hebben we het ontvangen. Dat klopt. En de
berichten heb ik ook gestuurd. We zitten er gewoon beide achter, dat is niet te ontkennen.
[X] : Nee maar waarom licht je hem dan zo bewust op? (…) Is dat puur voor
eigen gewin?
[A] : Ik denk het.
[X] : Maar weet je ook dat je hem daar ontzettend mee in de problemen hebt
gebracht?
[A] : Dat heeft ie ook gezegd, maar op sommige momenten besef je dat niet.
[appellante] : Het is eigenlijk heel erg te ver gegaan. Het is echt te ver gegaan. (…)
[…] echt vanuit mijn hart je krijgt je geld terug. In delen, want ik kan het niet in één keer, maar je krijgt het echt terug […] . Mijn ogen zijn open gegaan. Ik kap ermee. Ik stop ermee, ik doe dit niet meer.
[…] : Je weet dat je me helemaal geplunderd hebt.
[appellante] : Het spijt me zo erg.’
2.5
[B] heeft aangifte gedaan tegen ‘ [schuilnaam] ’. De officier van justitie heeft besloten [appellante] niet verder te vervolgen, met als reden dat een niet-strafrechtelijk ingrijpen de voorkeur verdient.
2.6
Noordkaap is van plan het item over ‘ [schuilnaam] ’ op 30 september 2018 uit te zenden.

3.Beoordeling

3.1
[appellante] heeft in eerste aanleg gevorderd, kort gezegd, Noordkaap te verbieden enig beeld- of geluidmateriaal dat zonder haar toestemming is opgenomen openbaar te maken, althans (subsidiair) in ieder geval niet zolang haar niet gelegenheid tot het bieden van weerwoord is gegeven. Meer subsidiair heeft zij gevorderd een verbod tot uitzending zolang zij daarin niet onherkenbaar is gemaakt, haar stem niet is vervormd en andere identificerende gegevens niet zijn weggelaten. Uiterst subsidiair heeft zij gevorderd Noordkaap te gebieden een aantal door haar in het petitum van de inleidende dagvaarding opgesomde omstandigheden te noemen in de uitzending. Zij heeft dit alles gevorderd op straffe van verbeurte van dwangsommen en met veroordeling van Noordkaap in de proceskosten.
3.2
De voorzieningenrechter heeft, kort gezegd, een aantal omstandigheden besproken en geconcludeerd dat alle feiten en omstandigheden in aanmerking genomen het belang van Noordkaap bij haar uitingsvrijheid zwaarder moet wegen dan het belang van [appellante] bij bescherming van haar privacy. Van onrechtmatig handelen door Noordkaap is geen sprake en voor een preventief verbod is helemaal geen grond, aldus de voorzieningenrechter. De voorzieningenrechter heeft de gevraagde voorziening geweigerd en [appellante] in de proceskosten veroordeeld.
3.3
[appellante] voert bij haar eerste grief aan dat de voorzieningenrechter ten onrechte heeft overwogen dat zij ‘vordert een uitzending te verbieden als die niet voldoet aan bepaalde door haar gestelde voorwaarden’. Zij wijst erop dat zij primair heeft gevorderd om de voorgenomen uitzending te verbieden omdat op voorhand vaststaat dat uitzending jegens haar onrechtmatig is. De voorzieningenrechter heeft dan ook een beslissing gegeven op een vordering die niet was voorgelegd, aldus [appellante] . Het hof overweegt naar aanleiding van deze grief dat, wat er verder ook zij van hetgeen [appellante] daarbij aanvoert, in het navolgende zal worden beoordeeld of voorshands kan worden aangenomen dat de uitzending onrechtmatig jegens [appellante] zal zijn. Alleen in dat geval kan immers aan de orde komen of enig onderdeel van de gevorderde voorziening dient te worden toegewezen.
3.4
De voorzieningenrechter heeft terecht overwogen dat het antwoord op de vraag of de vorderingen van [appellante] kunnen worden toegewezen moet worden gevonden door het maken van een afweging tussen het belang van [appellante] bij bescherming van haar persoonlijke levenssfeer en de bescherming van haar eer en goede naam enerzijds en het belang van Noordkaap bij haar vrijheid van meningsuiting anderzijds. [appellante] heeft geen grief gericht tegen het door de voorzieningenrechter gehanteerde uitgangspunt dat aan de hand van alle omstandigheden een afweging dient te worden gemaakt tussen de belangen van partijen bij de bescherming van hun grondrechten. Het hof zal dat in het navolgende doen.
Misstand
3.5
Het hof gaat ervan uit, [appellante] heeft dat ook niet bestreden, dat oplichting via dating- en andere websites een misstand is die de samenleving raakt. Noordkaap heeft dan ook met recht kunnen beslissen aandacht te besteden aan dit onderwerp. Het hof heeft bij het bekijken van de voorgenomen uitzending geconstateerd dat een groot deel daarvan wordt besteed aan het verhaal van [B] als slachtoffer van een dergelijke oplichting, welk verhaal door de producent in een meer algemene context wordt neergezet. De uitzending voldoet aldus aan de eis dat het gaat om journalistieke aandacht voor een misstand die de samenleving raakt.
Steun in het feitenmateriaal
3.6
[appellante] bestrijdt met haar grieven 3 en 4 het oordeel van de voorzieningenrechter dat de jegens haar gerichte beschuldiging van oplichting voldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal. Het hof overweegt mede naar aanleiding van deze grieven het volgende over dit onderwerp.
3.7
[appellante] erkent dat zij onder de naam ‘ [schuilnaam] ’ contact heeft gehad met [B] . Zij erkent ook dat [B] diverse malen geld aan haar heeft overgemaakt, volgens haar tot een bedrag van € 4.261,-. Zij voert echter aan dat geen sprake is van oplichting maar van betaling door [B] van door haar verleende diensten. Die diensten zouden hebben bestaan uit het bezoeken en vergezellen van [B] en het hebben van erotisch getint telefonisch contact waarbij [B] zichzelf bevredigde. Uit het verhaal van [B] in de voorgenomen uitzending en uit de door Noordkaap overgelegde schriftelijke verklaring en het proces verbaal van de aangifte van [B] blijkt echter dat [appellante] telkens verhalen aan [B] vertelde die niet klopten en die erop neer kwamen dat zij geld nodig had, zoals dat zij moest tanken, pech had of boetes moest betalen, dat zij borg voor een huurwoning moest betalen en gas/water en licht, dat zij telefoonabonnementen nodig had voor een baan of televisies en een laptop. In de voorgenomen uitzending komt ook nog naar voren dat zij aan [B] vraagt om € 10,- over te maken omdat zij in de trein zit en vervolgens geld vraagt voor een taxi, terwijl duidelijk is dat zij met haar eigen auto naar de afgesproken plaats van bestemming is gegaan. [appellante] heeft een en ander niet uitdrukkelijk en gemotiveerd bestreden. Het is dan ook voldoende aannemelijk dat niet alleen sprake is geweest van betaalde diensten maar ook van oplichting.
3.8
[appellante] voert daarnaast aan dat het [A] is geweest die [B] oplichtte en niet zij. [A] gebruikte voor zijn contacten met [B] zijn eigen telefoonnummer, ook voor whatsapp-gesprekken, en zijn eigen emailadres, aldus [appellante] . Een groot deel van de betalingen is daardoor terechtgekomen op bankrekeningen ten name van [A] en zijn moeder. [appellante] beweert niets van een en ander te hebben geweten. Het hof overweegt naar aanleiding daarvan dat [appellante] en [A] samen het account op de website [website] beheren, dat [A] naar zeggen van [appellante] haar bankpas heeft geleend, waarna hij geld dat [B] op de rekening van [appellante] had gestort, contant heeft opgenomen en dat [A] diverse malen geld op de bankrekening van [appellante] heeft gestort. Daarnaast voert [appellante] aan dat [A] haar vaker naar afspraakjes brengt, zo ook op de dag van opname van de filmbeelden. Het hof leidt uit een en ander af dat er kennelijk sprake is geweest van een nauwe samenwerking tussen [appellante] en [A] in hun contacten met [B] . Dat maakt dat [appellante] zich niet kan verschuilen achter onwetendheid over de activiteiten van [A] , nog daargelaten dat zij niet overtuigend heeft duidelijk gemaakt dat het alleen [A] is geweest die [B] met leugens heeft bewogen om geld af te geven of over te maken.
3.9
Het hof houdt bovendien rekening met de inhoud van het telefoongesprek zoals hiervoor onder 2.4 is weergegeven en dat in de voorgenomen uitzending is te horen. Namens [appellante] is ter zitting aangevoerd dat waar in het door Noordkaap opgestelde (en hiervoor weergegeven) transcript staat dat [appellante] aan het woord is, in werkelijkheid [A] de spreker is, en andersom. Daarvan uitgaande concludeert het hof dat [appellante] ervan op de hoogte was dat [B] ook geld aan [A] overmaakte. In dat telefoongesprek bekent [appellante] min of meer dat sprake is geweest van oplichting. Ook spreekt zij [A] niet tegen terwijl het voor de hand ligt dat zij de schuldbewuste opmerkingen van [A] heeft gehoord (‘ik weet dat het fout is’, ‘wat kunnen we doen om het goed te maken’ en ‘het spijt mij zo erg’). Dat [appellante] enkel tot haar erkenning is gekomen omdat zij in de korte tijd tussen haar vlucht voor [X] en het telefoongesprek met [A] zou hebben afgesproken de schuld samen op zich te nemen, ligt niet voor de hand. Zij zegt immers ook, in lijn met de feiten, dat het geld op beide rekeningen is ontvangen. Mede gelet op de inhoud van het telefoongesprek is de beschuldiging van [appellante] van oplichting in voldoende mate gegrond in het feitenmateriaal.
Herkenbaarheid en gevolgen
3.1
Wat partijen verder verdeeld houdt is de vraag of [appellante] in de voorgenomen uitzending herkenbaar is. Volgens [appellante] is de ‘wipe’ onvoldoende. Zij is herkenbaar aan haar haar, huidskleur en postuur. Voorts wordt haar kenmerkende stem onvervormd ten gehore gebracht en hebben de opnamen plaatsgevonden in haar directe leefomgeving, aldus [appellante] . Het hof overweegt als volgt.
3.11
In de uitzending wordt een aantal ‘geblurde’ foto’s getoond waarop, althans zo is uit de context af te leiden, [appellante] te zien zou zijn. [appellante] heeft echter ter zitting verklaard dat op deze door [A] aan [B] toegezonden foto’s andere vrouwen zijn te zien. De foto’s kunnen aldus niet bijdragen aan enige herkenning van [appellante] , en staan haar herkenbaarheid eerder in de weg. [appellante] komt daarnaast in korte scenes in beeld terwijl zij op een parkeerplaats naar [B] loopt , bij haar auto staat en vlucht nadat zij door [X] wordt aangesproken. [appellante] is grotendeels in beeld op enige afstand, en haar gezicht is geheel geblurd. Door de wijze waarop zij in beeld is gebracht is zij mogelijk door houding en haardracht in een kleinere kring van familie en vrienden herkenbaar maar zeker niet voor een bredere kring van bekenden, laat staan voor een algemeen publiek. Haren, huidskleur en postuur zijn daarvoor onvoldoende specifiek. Ook de kleding is daarvoor onvoldoende sprekend. De opnamen zijn ten tijde van de uitzending bovendien meer dan een jaar oud hetgeen maakt dat [appellante] mogelijk nog minder herkenbaar is. Naast de beelden is de stem van [appellante] te horen. Volgens haar eigen stellingen is dat maar van zeer korte duur en zijn haar teksten summier; de rest van het telefoongesprek met [X] (en [B] ) zou immers door [A] zijn gevoerd. Ook de stem kan dus niet voor een grotere herkenbaarheid van [appellante] zorgen. Het schept eerder verwarring dat [X] gedurende lange tijd met [A] - met een vrouwelijk klinkende stem - in gesprek is alsof hij degene is die het contact met [B] heeft gehad en [B] door hem is opgelicht. Dat [appellante] , op enig moment dat [A] aan het woord is, in beeld komt, overigens voor korte duur en niet goed herkenbaar, maakt een en ander alleen maar verwarrender. Uit de geluidsopnamen blijkt voorts niet dat [appellante] een kenmerkende stem heeft, zoals zij heeft aangevoerd.
3.12
Dat de opnamen zijn gemaakt in de omgeving waar [appellante] woont, bij een supermarkt waar zij geregeld boodschappen doet en vlakbij de woning van haar moeder, maakt het voorgaande niet anders. Een en ander zou hooguit kunnen bijdragen aan haar herkenbaarheid in de genoemde kleine kring van familie en vrienden. Uit de voorgenomen uitzending is af te leiden dat de opnamen grotendeels zijn gemaakt op een anoniem ogende parkeerplaats waar veel mensen gebruik van maken. De wijk waar het om gaat wordt verder, behoudens de naam van de supermarkt, met zeer algemene beelden weergegeven. Hetzelfde geldt voor de auto van [appellante] . Het kenteken van de auto is geblurd en verder gaat het om een auto van een gebruikelijk en veel voorkomend merk, type en kleur zonder identificerende kenmerken. Een en ander draagt niet bij aan herkenbaarheid van [appellante] in bredere kring.
3.13
De conclusie van het voorgaande is dat de uitzending door de inkleding daarvan, en met name de geringe herkenbaarheid van [appellante] , slechts een geringe inbreuk maakt op haar recht op privacy. De door het programma te verwachten gevolgen zijn daardoor ook gering van aard. De kans dat buren of werkgever de foto met vrouwenbillen aan [appellante] koppelen, zoals zij aanvoert, is gelet op het gebrek aan herkenbaarheid gering te achten. Dat de vrouwen die op de foto’s zijn te zien [appellante] op het gebruik daarvan in de uitzending zullen aankijken, of zelfs rechtsmaatregelen jegens haar zullen nemen, is mede gelet op haar geringe herkenbaarheid door [appellante] onvoldoende toegelicht.
Wederhoor
3.14
[appellante] voert nog aan dat zij door Noordkaap niet dan wel onvoldoende in de gelegenheid is gesteld tot het geven van een weerwoord. Het hof overweegt dat in de uitzending is te zien dat [appellante] en [A] kort na de confrontatie met [X] telefonisch contact opnemen met [B] , en dat zij, nadat [X] het gesprek overneemt, hun kant van het verhaal geven. Noordkaap heeft voorts onweersproken gesteld dat zij een email met vragen heeft verzonden naar de eerste advocaat van [appellante] maar dat zij daarop nooit een reactie heeft gekregen. Tussen partijen is bovendien niet in geschil dat Noordkaap daarna nog een aanbod heeft gedaan om een verklaring af te leggen maar dat het daartoe niet is gekomen omdat Noordkaap niet aan de voorwaarde van [appellante] heeft willen voldoen om haar vooraf de voorgenomen uitzending te laten zien. Het hof is van oordeel dat Noordkaap [appellante] op deze wijze meermalen in de gelegenheid heeft gesteld tot het geven van een weerwoord. Dat [appellante] niet op het laatste aanbod is ingegaan, is Noordkaap niet aan te rekenen.
Conclusie
3.16
Het hof komt op grond van de hiervoor weergegeven omstandigheden tot de conclusie dat in dit geval het belang van Noordkaap bij haar recht op vrijheid van meningsuiting dient te prevaleren boven het belang van [appellante] bij bescherming van haar recht op privacy en haar eer en goede naam. Niet alleen is sprake van een maatschappelijke misstand die Noordkaap terecht aan de orde stelt, maar ook vindt de beschuldiging voldoende steun in het feitenmateriaal. De inkleding daarvan is bovendien zodanig dat de uitzending slechts leidt tot een geringe aantasting van het recht op privacy van [appellante] , en dat de te verwachten gevolgen voor haar aldus ook gering zullen zijn. Een en ander maakt dat niet op voorhand kan worden aangenomen dat de uitzending onrechtmatig jegens [appellante] zal zijn.
3.17
[appellante] voert bij grief 2 nog aan dat haar privacy een grotere mate van bescherming verdient omdat zij sekswerker is. Het hof heeft bij de voorgaande belangenafweging tevens met deze omstandigheid rekening gehouden. Deze omstandigheid speelt in de afweging van belangen echter een geringe rol omdat [appellante] slechts voor een beperkte kring van familie en vrienden herkenbaar zal zijn. [appellante] heeft nog gewezen op de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) die een grotere bescherming verleent inzake de verwerking van bijzondere persoonsgegevens zoals gegevens over iemands seksuele gedrag. Het hof begrijpt dat [appellante] doelt op artikel 9 van de AVG. Artikel 43 lid 3 van de Uitvoeringswet Algemene Verordening Gegevensbescherming (UAVG) bepaalt echter dat artikel 9 van de AVG niet van toepassing is voor zover de verwerking van de gegevens noodzakelijk is voor het journalistieke doel. Mede gelet op de geringe herkenbaarheid van [appellante] kan niet worden gezegd dat de gegevensverwerking in dit geval verder gaat dan noodzakelijk is voor het journalistieke doel van de uitzending.
3.18
De slotsom is dat de grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd en [appellante] zal als de daarin in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit hoger beroep.

4.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellante] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van Noordkaap begroot op € 726,- aan verschotten en € 3.222,- voor salaris;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. D. Kingma, G.C. Boot en H.M.M. Steenberghe en door de voorzitter in het openbaar uitgesproken op 27 september 2018.