ECLI:NL:GHAMS:2018:3497

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 september 2018
Publicatiedatum
3 oktober 2018
Zaaknummer
200.221.472/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep ABN AMRO N.V. tegen [geïntimeerde] inzake kredietovereenkomst en renteberekening

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van ABN AMRO N.V. tegen een eerdere uitspraak van de kantonrechter die de vorderingen van de bank had afgewezen. De bank had een vordering ingesteld tot betaling van een bedrag van € 19.784,60, vermeerderd met rente, op basis van een financieringsovereenkomst die op 23 oktober 2005 tot stand was gekomen. De kantonrechter oordeelde dat het opeisingsbeding in de algemene voorwaarden van de bank nietig was, wat leidde tot de grieven van ABN AMRO in hoger beroep. In het tussenarrest van 27 maart 2018 heeft het hof overwogen dat de bank zich niet kon beroepen op een administratieve beperking bij de herberekening van de vordering en dat een volledige herberekening noodzakelijk was. Het hof heeft vastgesteld dat de bank een te hoog rentepercentage had gehanteerd en heeft zelf een berekening gemaakt van het teveel aan rente dat aan de geïntimeerde in rekening was gebracht. Uiteindelijk heeft het hof de vordering van ABN AMRO gedeeltelijk toegewezen, waarbij de geïntimeerde werd veroordeeld tot betaling van € 8.463,21, vermeerderd met rente vanaf 23 juni 2011. De kosten van de procedure in appel werden voor een deel aan de geïntimeerde opgelegd, terwijl de kosten van de eerste aanleg werden gecompenseerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.221.472/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam: 5578988 CV EXPL 16-35860
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 25 september 2018
inzake:
ABN AMRO N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. A.M. van Heest te Rotterdam,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
niet verschenen.

1.Het verdere geding in hoger beroep

1.1
Partijen worden in het hiernavolgende ABN AMRO en [geïntimeerde] genoemd.
1.2
Voor het verloop van de procedure tot die datum, wordt verwezen naar het op 27 maart 2018 in deze zaak uitgesproken tussenarrest (hierna: het tussenarrest).
1.3
ABN AMRO heeft vervolgens ter rolle van 24 april 2018 een akte na tussenarrest tevens akte vermindering eis genomen,
1.4
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Beoordeling

2.1
ABN AMRO vorderde in eerste aanleg veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van
€ 19.784,60 te vermeerderen met de overeengekomen rente van 11,1 procent per jaar over € 18.950,49 vanaf 6 december 2016. Zij stelde ter onderbouwing van haar vordering dat tussen partijen op 23 oktober 2005 een financieringsovereenkomst tot stand gekomen is, dat zij in het kader van die overeenkomst aan [geïntimeerde] een krediet heeft verstrekt van € 9.500,--, dat [geïntimeerde] gedurende tenminste twee maanden achterstallig is gebleven met de betaling van tenminste één vervallen termijnbedrag en dat zij conform het bepaalde in artikel 21 van de op de overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden het volledige openstaande saldo had opgeëist.
2.2
De kantonrechter heeft bij vonnis van 22 mei 2017 de vorderingen van ABN AMRO afgewezen. De kantonrechter heeft daarbij overwogen dat het opeisingsbeding in de algemene voorwaarden (artikel 21) op grond van artikel 33 aanhef en onder sub c van de Wet op het consumentenkrediet (Wck) nietig is. Tegen deze beslissing en de gronden waarop deze berust, richtten zich de grieven van ABN AMRO.
2.3
In het tussenarrest heeft het hof naar aanleiding van een daarop gerichte grief van ABN AMRO (die stelde dat zij in de inleidende dagvaarding abusievelijk een verkeerde bepaling had genoemd op grond waarvan zij gerechtigd was de achterstallige lening in één keer op te eisen en dat zij die bevoegdheid ontleent aan artikel 9 aanhef en onder a van de eveneens toepasselijke Voorwaarden ABN AMRO Flexibel Krediet (hierna: de Productvoorwaarden), welk artikel wel in overeenstemming is met het bepaalde in artikel 33 aanhef en onder c sub 1 Wck)
overwogen dat het beding waarop ABN AMRO zich inmiddels beriep ter onderbouwing van haar recht op vervroegde opeisbaarheid inderdaad niet nietig is.
2.4
Het hof heeft vervolgens overwogen dat het ambtshalve dient te beoordelen of andere bedingen in de Productvoorwaarden onredelijk bezwarend zijn, dat artikel 2 van de Productvoorwaarden, dat ABN AMRO de mogelijkheid geeft op ieder moment de debetrentevoet aan te passen, dat mogelijk is en heeft, alvorens te beslissen, ABN AMRO in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over het al dan niet onredelijk bezwarend zijn van het onderhavige rentewijzigingsbeding.
Onderdeel van de vordering van ABN AMRO is betaling van rente uitgaande van een overeengekomen percentage van 11,1. In de kredietovereenkomst tussen partijen is (in artikel 2) een rente overeengekomen van 0,783 procent per maand, hetgeen volgens de overeenkomst “overeenkomt met een effectief kredietvergoedings-percentage van 8,9% per jaar”.
2.5
In haar na het tussenarrest genomen akte heeft ABN AMRO afgezien van het vorderen van een hogere rente dan de in de kredietovereenkomst genoemde rente van 8,9 procent. Het hof behoeft dus niet te oordelen over het al dan niet onredelijk bezwarend zijn van het rentewijzigingsbeding. Er mag van worden uitgegaan dat [geïntimeerde] over de gehele looptijd van de overeenkomst 8,9 procent rente per jaar verschuldigd is geworden.
2.6
Het hof heeft in het tussenarrest voorts overwogen (onder 2.13):
De onderhavige vordering van ABN AMRO bedraagt € 19.784,50. Volgens het gestelde in de inleidende dagvaarding betreft € 11.189,08 daarvan hoofdsom en€ 8.595,52 rente tot de dag van de inleidende dagvaarding (6 december 2016). De vordering komt het hof hoog voor gezien het bedrag, waarvoor de kredietovereenkomst was aangegaan (€ 9.500,--) en het feit dat [geïntimeerde] kennelijk tot begin 2011 zijn verplichtingen uit de overeenkomst is nagekomen - in een in het geding gebrachte brief van ABN AMRO aan [geïntimeerde] van 8 juni 2011 wordt gesproken van een betalingsachterstand van € 563,-- -. ABN AMRO dient daarom bij de harerzijds nog te nemen akte haar vordering te specificeren en duidelijk te maken hoe zij hoofdsom en rente heeft berekend. Zij zal dan - voor het geval het hof tot het oordeel komt dat het rentewijzigingsbeding oneerlijk is -, tevens een berekening van haar vordering (hoofdsom en rente) in het geding dienen te brengen uitgaande van deovereengekomen rente van 8,9 procent per jaar.
2.7
In haar akte na tussenarrest heeft ABN AMRO gesteld (onder 2) dat zij afziet van het vorderen van een hogere rente dan de in de kredietovereenkomst genoemde rente van 8,9 procent per jaar “met dien verstande dat het voor haar om administratieve reden niet mogelijk is de rente verder terug te rekenen vanaf 23 juni 2011, te weten de datum waarop het dossier door appellante is overgedragen aan haar incassogemachtigde”. Zij stelt dat deze administratieve beperking haar niet kan worden tegengeworpen omdat zij [geïntimeerde] tot 8 juni 2011 periodiek heeft geïnformeerd over het uitstaande saldo door middel van het verzenden van rekeningafschriften, waartegen hij nooit bezwaar heeft gemaakt. Zij voert aan dat die afschriften krachtens artikel 13 van de toepasselijke Algemene Bankvoorwaarden als goedgekeurd gelden als daartegen niet binnen twaalf maanden is geprotesteerd. Bij haar akte heeft ABN AMRO als producties 9 en 10 berekeningen overgelegd van haar oorspronkelijke vordering (hoofdsom per 22 augustus 2012 € 11.189,08) en van haar vordering uitgaande van een rente van 8,9 procent per jaar vanaf 23 juni 2011 (hoofdsom per 18 april 2018 € 17.633,05) In beide berekeningen is uitgegaan van een verschuldigde hoofdsom op 23 juni 2011 van € 9.853,67, ABN AMRO vermindert haar vordering, naar het hof begrijpt, tot genoemd bedrag van € 17.633,05.
2.8
Het hof volgt ABN AMRO niet in haar betoog. Indien ABN AMRO, zoals zij thans stelt, geen aanspraak wil maken op een hogere rente dan 8,9 procent per jaar over de gehele looptijd van de overeenkomst, dient een herberekening over de hele looptijd van de overeenkomst plaats te vinden en niet eerst vanaf 23 juni 2011. [geïntimeerde] betaalde maandelijks een vast bedrag aan rente en aflossing. Hoe hoger het rentepercentage was dat in aanmerking werd genomen bij de berekening van welk deel van dat maandbedrag “rente” was, hoe minder er van het betaalde bedrag als “aflossing” werd aangemerkt. Dat betekent dat nu ABN AMRO in ieder geval gedurende een gedeelte van de looptijd van de overeenkomst een te hoog rentepercentage heeft gehanteerd (11,1 in plaats van 8,9 procent) het bedrag van
€ 9.853,67 als verschuldigd per 23 juni 2011, waarvan ABN AMRO bij de door haar in het geding gebrachte berekening is uitgegaan, te hoog was.
2.9
Nu ABN AMRO kennelijk niet bereid is te berekenen wat [geïntimeerde] haar uit hoofde van de kredietovereenkomst op 23 juni 2011 verschuldigd was, uitgaande van een rentepercentage van 8,9 procent per jaar en hoeveel rente zij [geïntimeerde] teveel in rekening heeft gebracht, heeft het hof een berekening gemaakt die het teveel aan rente betaalde bedrag benadert. ABN AMRO heeft niet toegelicht met ingang van welke data zij hogere rentepercentages in rekening is gaan brengen dan 8,9 per jaar en wat die hogere percentagens waren, Evenmin heeft zij aangegeven wanneer [geïntimeerde] het volledige bedrag van € 9.500,-- had opgenomen en of en gedurende welke tijdvakken minder dan het maximale bedrag krediet was verleend. Zij heeft slechts gesteld dat het uitstaande saldo per 8 juni 2011 “in de marge van de overeengekomen kredietlimiet van € 9.500,--“ was. Bij gebreke aan bedoelde gegevens is het hof er bij zijn berekening van uitgegaan dat [geïntimeerde] vanaf de aanvangsdatum van de kredietovereenkomst, 23 oktober 2005, steeds het volledige bedrag van € 9.500,-- heeft opgenomen (en dus weer geld opnam ten laste van het onderhavige krediet zodra daarvoor ruimte bestond) en dat hem vanaf die datum steeds 11,1 procent rente op jaarbasis in rekening is gebracht. Dat is tot 23 juni 2011 gedurende 68 maanden. De berekening is aan dit arrest gehecht. Uitgaande van een hoofdsom van € 9.500,-- en een rente van 0,881 procent per maand (welk percentage correspondeert met 11,1 op jaarbasis) werd er maandelijks € 83,70 aan rente berekend. Bij een rentepercentage van 0,713 per maand (corresponderende met 8,9 procent per jaar) had er de eerste maand € 67,74 aan rente in rekening mogen worden gebracht. De “hoofdsom” bleef daarmee niet € 9.500,-- maar werd het verschil tussen € 83,70 en € 67,74 lager, derhalve € 9.484,04. Uitgaande van dat lagere bedrag was de rente in de tweede maand € 67,62 en zo vervolgens. De berekening leidt tot een bedrag aan teveel in rekening gebrachte rente van € 1.390,36 (€ 9.500,-- minus € 8.109,64). Dat betekent dat toewijsbaar is € 8.463,21 (€ 9.853,67 - € 1390,36), te vermeerderen met 8,9 procent rente vanaf 23 juni 2011.
2.1
In het tussenarrest is (in overweging 2.5) reeds beslist dat grief 1 slaagt. Uit het vooroverwogene volgt dat grief 2, die zich richt tegen het afwijzen door de kantonrechter van de vordering van ABN AMRO gedeeltelijk slaagt.
Als grotendeels in het ongelijk te stellen partij, wordt [geïntimeerde] veroordeeld in de kosten van de procedure in appel, waarbij het hof aanleiding ziet het salaris advocaat te beperken tot één punt, nu ABN AMRO in gebreke is gebleven haar vordering in de stukken van de eerste aanleg en de memorie van grieven genoegzaam te specificeren. Omdat ABN AMRO kan worden verweten dat zij in haar stukken aanvankelijk een onjuist artikel heeft genoemd, waarop zij de opeisbaarheid van haar vordering baseerde, is er aanleiding de kosten van de eerste aanleg te compenseren.

3.Beslissing

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan ABN AMRO te betalen € 8.463,21 te vermeerderen met 8,9 procent rente per jaar vanaf 23 juni 2011 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in appel, tot aan deze uitspraak begroot op € 716,-- aan verschotten en € 759,-- aan salaris advocaat;
verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van de procedure in eerste aanleg dient te dragen;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.M.A. Verscheure, D. Kingma en G.C. Boot en is door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 25 september 2018.
na maand
datum
verschuldigde bedrag
berekende rente op basis van 11,1 %
verschuldigde rente op basis van 8,9 %
verschuldigde bedrag na correctie
23-10-05
€9,500.00
-
-
€9,500.00
1
23-11-05
€9,500.00
€83.70
€67.74
€9,484.04
2
23-12-05
€9,500.00
€83.70
€67.62
€9,467.97
3
23-01-06
€9,500.00
€83.70
€67.51
€9,451.78
4
23-02-06
€9,500.00
€83.70
€67.39
€9,435.47
5
23-03-06
€9,500.00
€83.70
€67.28
€9,419.05
6
23-04-06
€9,500.00
€83.70
€67.16
€9,402.52
7
23-05-06
€9,500.00
€83.70
€67.04
€9,385.86
8
23-06-06
€9,500.00
€83.70
€66.92
€9,369.09
9
23-07-06
€9,500.00
€83.70
€66.80
€9,352.19
10
23-08-06
€9,500.00
€83.70
€66.68
€9,335.18
11
23-09-06
€9,500.00
€83.70
€66.56
€9,318.04
12
23-10-06
€9,500.00
€83.70
€66.44
€9,300.79
13
23-11-06
€9,500.00
€83.70
€66.32
€9,283.41
14
23-12-06
€9,500.00
€83.70
€66.19
€9,265.90
15
23-01-07
€9,500.00
€83.70
€66.07
€9,248.27
16
23-02-07
€9,500.00
€83.70
€65.94
€9,230.52
17
23-03-07
€9,500.00
€83.70
€65.82
€9,212.64
18
23-04-07
€9,500.00
€83.70
€65.69
€9,194.63
19
23-05-07
€9,500.00
€83.70
€65.56
€9,176.49
20
23-06-07
€9,500.00
€83.70
€65.43
€9,158.22
21
23-07-07
€9,500.00
€83.70
€65.30
€9,139.83
22
23-08-07
€9,500.00
€83.70
€65.17
€9,121.30
23
23-09-07
€9,500.00
€83.70
€65.04
€9,102.64
24
23-10-07
€9,500.00
€83.70
€64.90
€9,083.84
25
23-11-07
€9,500.00
€83.70
€64.77
€9,064.92
26
23-12-07
€9,500.00
€83.70
€64.64
€9,045.85
27
23-01-08
€9,500.00
€83.70
€64.50
€9,026.66
28
23-02-08
€9,500.00
€83.70
€64.36
€9,007.32
29
23-03-08
€9,500.00
€83.70
€64.22
€8,987.85
30
23-04-08
€9,500.00
€83.70
€64.09
€8,968.24
31
23-05-08
€9,500.00
€83.70
€63.95
€8,948.48
32
23-06-08
€9,500.00
€83.70
€63.81
€8,928.59
33
23-07-08
€9,500.00
€83.70
€63.66
€8,908.56
34
23-08-08
€9,500.00
€83.70
€63.52
€8,888.38
35
23-09-08
€9,500.00
€83.70
€63.38
€8,868.06
36
23-10-08
€9,500.00
€83.70
€63.23
€8,847.59
37
23-11-08
€9,500.00
€83.70
€63.09
€8,826.98
38
23-12-08
€9,500.00
€83.70
€62.94
€8,806.22
39
23-01-09
€9,500.00
€83.70
€62.79
€8,785.32
40
23-02-09
€9,500.00
€83.70
€62.64
€8,764.26
41
23-03-09
€9,500.00
€83.70
€62.49
€8,743.05
42
23-04-09
€9,500.00
€83.70
€62.34
€8,721.70
43
23-05-09
€9,500.00
€83.70
€62.19
€8,700.19
44
23-06-09
€9,500.00
€83.70
€62.03
€8,678.52
45
23-07-09
€9,500.00
€83.70
€61.88
€8,656.71
46
23-08-09
€9,500.00
€83.70
€61.72
€8,634.73
47
23-09-09
€9,500.00
€83.70
€61.57
€8,612.60
48
23-10-09
€9,500.00
€83.70
€61.41
€8,590.32
49
23-11-09
€9,500.00
€83.70
€61.25
€8,567.87
50
23-12-09
€9,500.00
€83.70
€61.09
€8,545.26
51
23-01-10
€9,500.00
€83.70
€60.93
€8,522.50
52
23-02-10
€9,500.00
€83.70
€60.77
€8,499.57
53
23-03-10
€9,500.00
€83.70
€60.60
€8,476.47
54
23-04-10
€9,500.00
€83.70
€60.44
€8,453.21
55
23-05-10
€9,500.00
€83.70
€60.27
€8,429.79
56
23-06-10
€9,500.00
€83.70
€60.11
€8,406.20
57
23-07-10
€9,500.00
€83.70
€59.94
€8,382.44
58
23-08-10
€9,500.00
€83.70
€59.77
€8,358.51
59
23-09-10
€9,500.00
€83.70
€59.60
€8,334.41
60
23-10-10
€9,500.00
€83.70
€59.43
€8,310.14
61
23-11-10
€9,500.00
€83.70
€59.25
€8,285.70
62
23-12-10
€9,500.00
€83.70
€59.08
€8,261.08
63
23-01-11
€9,500.00
€83.70
€58.90
€8,236.29
64
23-02-11
€9,500.00
€83.70
€58.73
€8,211.31
65
23-03-11
€9,500.00
€83.70
€58.55
€8,186.17
66
23-04-11
€9,500.00
€83.70
€58.37
€8,160.84
67
23-05-11
€9,500.00
€83.70
€58.19
€8,135.33
68
23-06-11
€9,500.00
€83.70
€58.01
€8,109.64