ECLI:NL:GHAMS:2018:3484
Gerechtshof Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Afwijzing wrakingsverzoek tegen raadsheren in notariskamer Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft de wrakingskamer van het Gerechtshof Amsterdam op 13 september 2018 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de raadsheren J.H. Lieber, J.W.M. Tromp en B.J.M. Gehlen. Het wrakingsverzoek werd ingediend door een verzoeker die betrokken was bij een procedure in de notariskamer van het hof. De verzoeker was van mening dat de raadsheren niet onpartijdig konden oordelen over zijn zaak, omdat er ernstige beschuldigingen in het dossier stonden, waaronder witwaspraktijken en testamentfraude. De verzoeker stelde dat het dossier niet volledig was en dat de betrokken instanties, zoals het BFT en de KNB, niet adequaat waren geïnformeerd over zijn klachten.
Tijdens de zitting van de wrakingskamer heeft de verzoeker zijn gronden voor het wrakingsverzoek toegelicht. Hij gaf aan dat hij niet in staat was geweest om al zijn gronden naar voren te brengen tijdens de zitting van de notariskamer, wat volgens hem de beoordeling van zijn zaak zou beïnvloeden. De raadsheren hebben echter betoogd dat het verzoek tot wraking ongegrond was en dat de verzoeker voldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunten toe te lichten.
De wrakingskamer heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de verzoeker niet tijdig alle feiten en omstandigheden had gepresenteerd die aanleiding gaven tot het wrakingsverzoek. Bovendien is overwogen dat de raadsheren op basis van hun aanstelling vermoed worden onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer heeft geconcludeerd dat er geen dergelijke omstandigheden aanwezig waren en heeft het verzoek tot wraking afgewezen.