ECLI:NL:GHAMS:2018:3440

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 september 2018
Publicatiedatum
2 oktober 2018
Zaaknummer
200.207.725/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door illegale elektriciteitsafname ten behoeve van hennepkwekerij

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Liander N.V. tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland, waarin Liander vorderde dat [geïntimeerde] aansprakelijk werd gesteld voor schade door illegale afname van elektriciteit ten behoeve van een hennepkwekerij. De rechtbank had de vordering afgewezen, maar Liander stelde dat [geïntimeerde] vanaf 2008 elektriciteit had afgenomen zonder deze te registreren. Het hof oordeelde dat er voldoende bewijs was dat [geïntimeerde] in de periode van 2008 tot 9 juli 2012 hennep had gekweekt en dat hij daarbij illegaal elektriciteit had afgenomen. Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [geïntimeerde] tot betaling van € 69.318,03 aan Liander, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd [geïntimeerde] veroordeeld tot terugbetaling van € 4.005,= aan Liander, met rente. Het hof oordeelde dat de kosten die Liander had gemaakt in verband met de illegale afname van elektriciteit voor vergoeding in aanmerking kwamen. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van afnemers van elektriciteit om zich aan de wet te houden en de gevolgen van fraude met elektriciteitsmeters.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.207.725/01
zaak- en rolnummer rechtbank Noord-Holland : C/15/224464 / HA ZA 15-233
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 11 september 2018
inzake
LIANDER N.V.
gevestigd te Arnhem,
appellante,
advocaat: mr. S.J.H. van de Kant te Arnhem,
tegen
[geïntimeerde],
wonend te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,
geïntimeerde,
advocaat: mr. G.M. Terlingen te Hoorn.

1.Het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna Liander en [geïntimeerde] genoemd.
Liander is bij dagvaarding van 28 november 2016 in hoger beroep gekomen van de vonnissen van de rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, van 6 januari 2016 en 31 augustus 2016, onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen haar als eiseres en [geïntimeerde] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
  • memorie van grieven, met producties;
  • memorie van antwoord, met producties;
  • akte overlegging producties tevens houdende verzoek tot arrest van de zijde van
Liander.
Liander heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende en uitvoerbaar bij voorraad, haar in eerste aanleg ingestelde vorderingen zal toewijzen, alsmede dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot terugbetaling van € 4.005,=, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2016 tot aan de dag van terugbetaling, alles met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties, met nakosten en rente.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden vonnissen zal bekrachtigen, met veroordeling van Liander in de proceskosten van het hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs aangeboden.
Ten slotte is arrest gevraagd.

2.Feiten

De rechtbank heeft in het vonnis van 6 januari 2016 (hierna: het tussenvonnis) onder 2.1 tot en met 2.7 de feiten vastgesteld die zij in deze zaak tot uitgangspunt heeft genomen. De juistheid van die feiten is in hoger beroep niet bestreden, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan, met dien verstande dat het mede acht zal slaan op enkele andere, hierna te noemen, feiten die tussen partijen niet in geschil zijn. Het gaat in deze zaak om het volgende.
( i) Tussen Liander als netbeheerder in de zin van de Elektriciteitswet 1998 en [geïntimeerde] als afnemer bestaat per 30 april 2008 een overeenkomst inzake de verzorging en het onderhoud van (een aansluiting op) het elektriciteitsnet, het transport van elektriciteit en het verstrekken van meetgegevens met betrekking tot het [adres] te [plaats] (hierna: de woning).
(ii) [geïntimeerde] heeft een affectieve relatie en woont samen met [X] (hierna: [X] ). [X] was woonachtig in de woning en zij was tot 2008 huurster van die woning. In 2008 zijn [geïntimeerde] en [X] gaan samenwonen op het adres [adres] . [X] heeft de woning toen verlaten en [geïntimeerde] is die gaan huren. [geïntimeerde] heeft zich per 30 april 2008 als afnemer van elektriciteit aangemeld en heeft met ingang van die dag gas en elektriciteit afgenomen van Nuon ten behoeve van de woning.
(iii) Op 9 juli 2012 heeft [Y] (hierna: [Y] ), als servicemonteur werkzaam bij Feenstra Verwarming B.V., onderhoudswerkzaamheden verricht aan de cv-ketel in de woning.
(iv) Op 2 september 2013 heeft de politie tezamen met een fraudespecialist van Liander een inval gedaan in de woning en aldaar een hennepkwekerij aangetroffen. Naar aanleiding van de inval heeft [R] , brigadier van politie van het Korps Noord-Holland Noord, op 2 september 2013 op ambtseed een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Dit proces-verbaal vermeldt onder meer het volgende:
“Naar aanleiding van een (…) opgestart onderzoek, waarbij een in werking zijnde hennepkwekerij werd aangetroffen in de woning, perceel [adres] te [plaats] , heb ik een nader onderzoek ingesteld, waarbij ik het volgende heb bevonden.
INDELING WONING
Betreffende woning is een “rijtjes”woning, aan beide zijden begrensd door gelijksoortige, bewoonde, woningen en bestaande uit een begane grond met onder andere een woonkamer en keukengedeelte. Via een vaste trap is de eerste verdieping te bereiken. Op de eerste verdieping zijn 3 slaapkamers en 1 badkamer gelegen. Via (…) vaste trap is er toegang tot het zoldergedeelte, bestaande uit een voorzolder en een zolder.
HENNEPKWEEK
In de 3 slaapkamers op de eerste verdieping en de op de zolder gelegen ruimte (zolderkamer) waren de ruimtes ingericht als professionele hennepkwekerij. Ik zag dat alle ruimtes nagenoeg gelijksoortig waren ingericht. De ruimtes waren professioneel tegen warmte-uitstraling en geluiddempend ingericht; ik zag namelijk dat de ruimtes door middel van folie, isolatiemateriaal (waaronder eierdozen) en betimmering kunstmatig werd afgesloten met betrekking tot licht, lucht en geluid. De toegangsdeuren van deze ruimtes waren voorzien van sloten, waarin een sleutel aanwezig was.”
( v) De fraudespecialist heeft in de woning een onderzoek ingesteld naar (onder meer) de meetinrichting en zijn bevindingen vastgelegd in een zogenoemd Opnameformulier Energiefraude. In dit document, gedateerd 2 september 2013, is het volgende vermeld:
“Bij aankomst op het adres werd door beide buren zowel links als door de rechter buur gezegd “zo eindelijk na vijf Jaar gaan jullie er wat aandoen” en “dit is al vijf jaar bezig” zo is er ook verklaard dat toen deze personen hier kwam wonen er flink is verbouwd. Binnen in de woning waren alle ruimtes nog het zelfde als dat deze waren tijdens de bouw alleen de slaapkamers op de eerste verdieping waren voorzien van een verhoogde vloer gemaakt van hout met daarover zeil dat tegen de wanden werd gehouden d.m.v. latten. Op zolder was dit ook zo uitgevoerd. verder was er van bewoning geen sprake het is bekend dat de verdachte en zijn vrouw soms aanwezig waren vaak kwam alleen de verdachte ’s avonds laat en ging of pas de volgende morgen weg of midden in de nacht. In de woning was een opklap bed aanwezig deze stond in de gangkast in de woonkamer. Om tot de volgende aantal eerdere kweken te komen heb ik dit allemaal meegenomen in de periode die we volgens mij en ook volgens de regionale recherche kunnen aanhouden. vanaf Augustus 2008 tot september 2013 zijn er zeker 20 eerdere kweken geweest hierbij zijn we uitgegaan van 4 kweken per jaar. Sinds dat deze bewoner hier zit is er geen stand meer opgenomen door een meteropnemer of monteur van liander, wel staat er nu een hoge stand op de elektrameter maar gezien de valse zegel op de meter is deze zeker terug gedraaid. Tijdens de ontmanteling zijn er produktiedata’s gezien op de slakkenhuizen van 2008.”
(vi) Namens Liander is aangifte gedaan bij de politie. In het proces-verbaal dat van de aangifte op 4 november 2013 is opgemaakt, is onder meer het volgende vermeld:
“De eerdergenoemde fraudespecialist zag dat de ijkschroefgleuven op de elektriciteitsmeter waren beschadigd. Uit ervaring weet de fraudespecialist dat de ijkschroeven vanaf de fabriek onbeschadigd zijn. De eerdergenoemde fraudespecialist zag dat de op de elektriciteitsmeter aangetroffen ijkzegels niet de originele door de fabriek aangebrachte ijkzegels waren en deze waren ook niet door Liander N.V. aangebracht. Door de originele zegels te verbreken is het mogelijk de kap van de elektriciteitsmeter te verwijderen. Na het verwijderen van de kap komt het telwerk van de elektriciteitsmeter vrij te liggen. Het is dan mogelijk de stand van het telwerk te beïnvloeden, waardoor een juiste registratie niet meer kan plaats vinden. Hierdoor lijkt het alsof er minder elektriciteit is verbruikt dan werkelijk het geval is. De eerdergenoemde fraudespecialist zag dat de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard was. Contractueel hoort er 3 x 25 Amp in te zitten. Hij zag dat er nu zekeringen met een waarde van 3 x 50 Amp geplaatst waren. Door voorstaande werd schade en hinder veroorzaakt aan Liander N.V., omdat de juiste tarievenregeling niet kon worden toegepast. Voorts was het gelijktijdige af te nemen vermogen van de getransporteerde elektriciteit niet meer in overeenstemming met de installatie.
(…)
Door de heer [R] van korps Noord Holland is in samenwerking met de fraudespecialist een registratie gemaakt van de in de hennepplantage aangetroffen apparatuur en het door de fraudespecialist geconstateerde vermogen hiervan. (…)
Uit het door Liander N.V. ingestelde onderzoek is gebleken dat er een hennepplantage was ingericht in bovengenoemd perceel in ieder geval in de periode van augustus 2009 tot 2 september 2013. Dit betekent dat er in deze periode vermoedelijk sprake is geweest van tenminste twintig eerdere oogsten. De aangetroffen teelt was tenminste zeven weken oud. Naar aanleiding van deze inventarisatie en het door Liander N.V. ingestelde onderzoek is door mij een berekening gemaakt waaruit blijkt dat er minimaal 473.701 kWh illegaal is afgenomen (weggenomen) ten behoeve van de hennepplantage (…).”
(vii) In verband met het geregistreerde verbruik van elektriciteit door [geïntimeerde] in de woning heeft Nuon aan [geïntimeerde] een factuur gestuurd ten bedrage van
€ 7.432,15. [geïntimeerde] heeft deze factuur voldaan.
(viii) Liander heeft berekend dat in totaal 473.701 kWh aan elektriciteit is verbruikt die niet door de meter is geregistreerd. Liander heeft een herberekening gemaakt van de niet door de meter geregistreerde elektriciteit alsmede van de door haar gemaakte kosten, welke herberekening uitkomt op een bedrag van € 69.318,03. Liander heeft voor dit bedrag een factuur (hierna: fraudefactuur) gestuurd aan [geïntimeerde] . Deze factuur bestaat uit € 68.273,20 ter zake van netverlies over de periode 2009 tot en met 2013 en € 1.044,83 ter zake van overige kosten.
(ix) Bij brief van 13 september 2013 heeft Liander [geïntimeerde] gesommeerd om binnen veertien dagen over te gaan tot betaling van het hiervoor genoemde factuurbedrag en de wettelijke rente aangezegd voor het geval betaling achterwege blijft. [geïntimeerde] heeft de fraudefactuur niet voldaan.
( x) Bij vonnis van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Holland van 22 april 2014 is [geïntimeerde] , kort gezegd, veroordeeld voor het in de periode van 9 juli 2012 tot en met 2 september 2013 opzettelijk telen van hennepplanten in de woning (en in een pand aan [adres]). [geïntimeerde] is vrijgesproken van, kort gezegd, diefstal van elektriciteit. Bij vonnis van 29 september 2014 van de meervoudige strafkamer van de rechtbank Noord-Holland is [geïntimeerde] verplicht aan de staat te betalen een bedrag van € 212.277,71 wegens wederrechtelijk verkregen voordeel uit vijf hennepoogsten in de woning. [geïntimeerde] is van beide vonnissen in hoger beroep gegaan.
(xi) Bij arrest van 11 januari 2017, op tegenspraak gewezen, heeft het gerechtshof Amsterdam [geïntimeerde] in hoger beroep veroordeeld ter zake van - kort gezegd - exploitatie van een hennepkwekerij in de woning gedurende de periode van augustus 2008 tot en met 2 september 2013 en dat hij ten behoeve van die hennepkwekerij in voormelde periode zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van elektriciteit. Het hof heeft daartoe onder meer het volgende overwogen:
“Aangeefster [B] heeft op 14 februari 2011 een gedetailleerde verklaring afgelegd (dossierpagina 180 e.v.) en heeft verklaard dat de medeverdachte [X] haar begin 2011 heeft gevraagd om weedplanten te knippen. Deze verklaring, die er op wijst dat al eerder dan juli 2012 werd gekweekt, wordt ondersteund door diverse verklaringen van buurtbewoners. Getuige [J] (dossierpagina 552 e.v.) heeft in 2013 verklaard dat de man die er 7 à 8 jaar geleden was komen wonen drie jaar geleden de hele achtertuin met camouflagenetten heeft overdekt en een grote schutting en snelgroeiende coniferen heeft geplaatst. In 2005 was de woning al potdicht gemaakt, je kon niet naar binnen kijken, aldus de getuige. Ter zitting heeft verdachte, desgevraagd, verklaard dat hij de camouflagenetten heeft geplaatst toen hij begon met kweken, met de bedoeling om naar de buren de indruk te wekken dat hij legaal bezig was terwijl hij zich realiseerde dat hij iets fout deed. Getuige [W] (dossierp. 559 e.v.) heeft verklaard dat er in 2005 is verbouwd in de woning en dat de bestelauto van de man er vanaf 2008 3 à 4 nachten achter elkaar stond en dan vervolgens weer weken niet. Getuige [P] (dossierpagina 569 e.v.) heeft in 2013 verklaard dat hij zo’n 5 à 6 jaar had waargenomen dat er voornamelijk ’s nachts leven was in de woning. Uit deze verklaringen volgt dat de woning vanaf 2005 werd afgeschermd voor inkijk, de woning niet daadwerkelijk werd bewoond en er sprake was van nachtelijke bezoeken van de verdachte en de medeverdachte vanaf 2008. Het hof is gelet op de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van aangeefster [B] en de verschillende getuigenverklaringen, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat in de woning reeds vanaf augustus 2008 hennep werd geteeld. Het hof is daarbij, anders dan de verdediging en de rechtbank, van oordeel dat de verklaring van de getuige [Y] er niet toe leidt dat ervan moet uitgegaan dat verdachte eerst ná 9 juli 2012 is begonnen met het kweken van hennep, mede gelet op de hiervoor uiteengezette belastende omstandigheden. Het hof weegt daarbij mee dat de verdachte wist van de komst van de cv-monteur [Y] en derhalve tijd heeft gehad om de voor [Y] (bij zijn werkzaamheden) in het oog springende delen van de kwekerij - voor zover deze zich bevonden in de gang op de eerste verdieping en de overloop op de tweede verdieping waar de cv-ketel zich bevond - af te dekken dan wel tijdelijk te verwijderen, hetgeen ook - gelet op de foto’s in het dossier - mogelijk was.”
(xii) Tegen het arrest van 11 januari 2017 heeft [geïntimeerde] beroep in cassatie ingesteld.

3.Beoordeling

3.1
Liander vorderde in eerste aanleg de veroordeling van [geïntimeerde] tot betaling van € 69.318,03, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 27 september 2013, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
3.2
Aan deze vordering legde Liander het volgende ten grondslag. [geïntimeerde] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen jegens Liander door met de elektriciteitsmeter te frauderen en illegaal stroom af te nemen. Volgens de berekening die Liander heeft gemaakt, moet [geïntimeerde] in totaal 473.701 kWh aan elektriciteit hebben verbruikt die niet door de meter is geregistreerd. Zij schat de kosten hiervan tezamen met de transportkosten op € 68.273,20 en de overige schadeposten op € 1.044,83, in totaal derhalve € 69.318,03. De post ‘overige schadeposten’ bestaat uit gemaakte voorrijkosten (€ 111,16), kosten van onderzoek aan de meetinrichting en rapportage (€ 222,32), het terugbrengen van de verzwaarde aansluiting naar de gebruikelijke doorlaatwaarde (€ 266,75) en administratieve kosten (€ 444,60).
3.3
Nadat [geïntimeerde] verweer had gevoerd tegen de vordering, heeft de rechtbank bij het tussenvonnis [geïntimeerde] toegelaten tot het leveren van tegenbewijs van de voorshands bewezen geachte stellingen van Liander dat [geïntimeerde] sinds 2008 twintig maal hennep heeft gekweekt en geoogst en dat de daarvoor benodigde elektriciteit (grotendeels) niet met de leverancier is afgerekend. Na aktewisseling, getuigenverhoor en conclusie na getuigenverhoor, heeft de rechtbank bij het bestreden vonnis van 31 augustus 2016 (hierna: het eindvonnis) geoordeeld dat [geïntimeerde] heeft ontzenuwd dat hij vóór 9 juli 2012 hennep heeft gekweekt in de woning en dat de hennepteelt in de woning beperkt is gebleven tot de kweken die uiteindelijk door [geïntimeerde] zijn afgerekend. De rechtbank heeft de vordering van Liander, voorzover deze is gebaseerd op niet geregistreerd verbruik, daarom afgewezen. De overige kosten die Liander vorderde, zijn eveneens afgewezen omdat naar het oordeel van de rechtbank niet is gebleken dat de elektriciteitsmeter onder verantwoordelijkheid van [geïntimeerde] is gemanipuleerd dan wel dat hij (anderszins) toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen en/of onrechtmatig heeft gehandeld jegens Liander. Ten slotte is Liander veroordeeld in de proceskosten. Tegen deze beslissingen en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt Liander op met zeven grieven.
Omvang van het hoger beroep
3.4
Het hof verstaat dat het hoger beroep uitsluitend is gericht tegen het eindvonnis nu tegen het tussenvonnis geen grieven zijn gericht.
3.5
Vooropgesteld wordt dat tussen partijen niet in geschil is dat in de woning hennep is gekweekt en dat ten behoeve daarvan elektriciteit is verbruikt. Tussen partijen is wel in geschil gedurende welke periode [geïntimeerde] een hennepkwekerij in de woning in stand heeft gehouden. De
grieven I tot en met VIstrekken ten betoge dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] het voorshands geleverde bewijs dat hij vóór 9 juli 2012 hennep heeft gekweekt in de woning, heeft ontzenuwd en dat daarom de hennepteelt in de woning beperkt is gebleven tot de kweken die uiteindelijk door [geïntimeerde] zijn afgerekend. Volgens Liander wijzen de hiervoor onder 2 vermelde feiten en omstandigheden erop dat [geïntimeerde] vanaf 2008 hennep heeft gekweekt in de woning en dat hij ten behoeve daarvan buiten de meter om elektriciteit heeft afgenomen waarvoor niet is betaald. [geïntimeerde] voert, kort gezegd, daartegen aan dat bij het hiervoor onder 2 sub (x) genoemde strafvonnis de rechtbank niet bewezen heeft geacht dat hij in de periode voor 9 juli 2012 hennep heeft gekweekt in de woning, dat hij is vrijgesproken van diefstal van elektriciteit en dat cv-monteur [Y] op 9 juli 2012 in de woning is geweest en niets van een hennepkwekerij heeft waargenomen. De grieven lenen zich voor een gezamenlijke bespreking.
3.6
Het hof overweegt als volgt. Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat genoegzaam is komen vast te staan dat [geïntimeerde] ook in de periode van 2008 tot 9 juli 2012 hennep heeft gekweekt in de woning en dat hij ten behoeve daarvan op illegale wijze - dat wil zeggen buiten de elektriciteitsmeter om - stroom heeft verbruikt. Hiertoe is het volgende redengevend. Allereerst geldt dat bij het hiervoor onder 2 sub (xi) aangehaalde arrest van 11 januari 2017, gewezen in hoger beroep in de strafzaak tegen [geïntimeerde] , dit hof bewezen heeft geacht dat [geïntimeerde] vanaf augustus 2008 hennep heeft gekweekt in de woning en dat de omstandigheid dat cv-monteur [Y] tijdens diens bezoek op 9 juli 2012 in de woning hiervan niets heeft gemerkt, niet tot een ander oordeel leidt. Weliswaar ontbeert dit arrest dwingende bewijskracht als bedoeld in artikel 161 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) - nu daartegen beroep in cassatie is ingesteld -, maar aan het arrest komt wel vrije bewijskracht toe. Hetgeen het hof in het arrest heeft overwogen - hiervoor onder 2 sub (xi) weergegeven - strookt met de omstandigheid dat uit het hiervoor onder 2 sub (iv) weergegeven proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de hennepkwekerij in de woning zich bevond in de kamers en dat de toegangsdeuren van deze ruimtes waren voorzien van sloten. Blijkens de indeling van de woning behoefde [Y] voor het uitvoeren van zijn werkzaamheden in de cv-ruimte niet in een van de andere ruimtes te komen en is uit niets gebleken dat hij in die andere ruimtes is geweest. Eventuele bekabeling en aanwezigheid van buizen in de hal, het trappenhuis en de overloop konden aan het zicht worden onttrokken en daarvoor had [geïntimeerde] voldoende tijd. De komst van [Y] was immers bij brief van 23 april 2012 aangekondigd terwijl het bezoek eerst plaatsvond op 9 juli 2012. In het licht van al het voorgaande heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat gelet op de voorzieningen die kweek van hennep vergt qua bakken, bewatering, voeding en ventilatie het voor de hand ligt dat [Y] iets van hennepteelt gemerkt moet hebben indien die tijdens diens bezoek in de woning plaatsvond. Daar komt bij dat - naar Liander onweersproken heeft aangevoerd - [geïntimeerde] en diens partner, [X] , al sinds 2008 beschikten over dure auto’s en dat in hun woning op 2 september 2013 luxe goederen zijn aangetroffen terwijl [geïntimeerde] behalve de huur van € 1.000,= per maand voor de woning daarnaast ook een hypotheek had - met daaraan verbonden financiële lasten - op de woning [adres] alwaar hij dagelijks verbleef. In het licht van de omstandigheid dat niet is gebleken dat [geïntimeerde] en [X] in de periode vanaf 2008 over legale inkomsten beschikten, heeft [geïntimeerde] niet inzichtelijk gemaakt hoe hij de met vorenbedoelde zaken gemoeide kosten heeft kunnen dragen. Dit klemt te meer nu [geïntimeerde] naast [X] ook een vrouw afkomstig uit Oekraïne in haar levensbehoefte onderhield, zoals uit zijn eigen verklaring, afgelegd tijdens het verhoor op 4 september 2013 ten overstaan van de politie blijkt. Weliswaar heeft [geïntimeerde] (in eerste aanleg) gesteld dat hij andere inkomsten had zoals de opbrengsten van de verkoop van speelgoed, coca-colakasten en jukeboxen, maar hij heeft deze stelling onvoldoende toegelicht. Allereerst is niet inzichtelijk gemaakt hoeveel [geïntimeerde] met deze handel verdiende en of dit toereikend was de hiervoor bedoelde kosten te dekken. Daar komt bij dat de stelling van [geïntimeerde] niet te rijmen is met de omstandigheid dat Ivego B.V., diens vennootschap die de onderneming exploiteerde die zich met de gestelde handel bezighield, volgens de verklaring van [X] , afgelegd op 10 september 2013 ten overstaan de politie, na de zomer van 2007 is beëindigd, per 1 oktober 2007 is uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel en dus vanaf 2008 al niet meer actief was. Aldus verwerpt het hof de hiervoor bedoelde stelling van [geïntimeerde] .
3.7
De stelling van [geïntimeerde] dat hij het materiaal, benodigd voor de opbouw van de kwekerij, tweedehands heeft gekocht in 2012 bij GSA te Alkmaar wordt eveneens verworpen. Deze stelling is op geen enkele wijze onderbouwd. Het had op de weg van [geïntimeerde] gelegen zijn stelling te staven met schriftelijke stukken zoals kwitanties, rekeningafschriften dan wel verklaringen van medewerkers van GSA. [geïntimeerde] heeft dit nagelaten. Gelet op de meterstanden zoals door Liander geconstateerd op 29 januari 2007 (85.727 kWh) en op 2 september 2013 (182.831 kWh) en in aanmerking genomen dat Liander heeft berekend dat voor een kweek 26.438 kWh benodigd is - hetgeen door [geïntimeerde] niet is weersproken – alsmede de verklaring van [geïntimeerde] dat hij behalve de aangetroffen kweek (waarvoor al 17.659 kWh was verbruikt) nog drie kweken had geoogst, acht het hof niet aannemelijk dat de hennepkwekerij eerst is opgebouwd ná 9 juli 2012 en dat ten behoeve daarvan geen gebruik is gemaakt van niet-geregistreerde elektriciteit. De beweringen van [geïntimeerde] dat hij met de hennepkwekerij na 9 juli 2012 is begonnen, zouden immers erop neerkomen dat tussen 9 juli 2012 en 3 september 2013 96.973 kWh is verbruikt en dat de tellerstand op 9 juli 2012 dus 85.858 kWh (182.831 minus 96.973) zou moeten bedragen. Dit kan niet juist zijn omdat [geïntimeerde] op 1 februari 2008 al een meterstand had doorgegeven van 90.711 kWh hetgeen zou neerkomen op een negatief verbruik. Mede gelet erop dat de ijkschroefzegels van de elektriciteitsmeter beschadigd waren, de ijkzegels waren verwijderd en vervangen door niet originele ijkzegels en de hoofdbeveiliging van de elektrische installatie zonder medeweten van Liander was verzwaard, acht het hof - anders dan de rechtbank - aannemelijk dat de elektriciteitsmeter is gemanipuleerd, evenals dit hof bij arrest van 11 januari 2017 in de strafzaak tegen [geïntimeerde] reeds heeft geoordeeld.
3.8
Het vorenoverwogene leidt ertoe dat de grieven I tot en met VI slagen. De vordering van Liander, betrekking hebbend op niet door de meter geregistreerd verbruik zal alsnog worden toegewezen nu tegen de berekening door Liander geen andere, niet reeds hiervoor verworpen, weren zijn ingebracht. Voorts zijn toewijsbaar de overige door Liander gevorderde kosten tot een bedrag van € 1.044,83. Deze kosten die gemoeid zijn geweest met de hiervoor onder 3.2 opgesomde werkzaamheden, houden nauw verband met de aangetroffen hennepkwekerij en de ten behoeve daarvan illegale afname van elektriciteit en komen daarom op grond van artikel 6:96 BW voor vergoeding in aanmerking. De gevorderde wettelijke rente is eveneens toewijsbaar nu [geïntimeerde] bij brief van 13 september 2013 is gesommeerd tot betaling van de hoofdsom binnen 14 dagen en hij vanaf 27 september 2013 in verzuim is.
3.9
Bij deze uitkomst van de procedure zal [geïntimeerde] tevens worden veroordeeld in de kosten van het geding in eerste aanleg en tot terugbetaling van het bedrag van € 4.005,= dat Liander ter uitvoering van het bestreden eindvonnis ter zake van proceskosten aan hem heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van betaling (12 september 2016) tot aan de dag van terugbetaling. Aldus slaagt ook
grief VIIdie tot laatstgenoemde veroordeling strekt.
3.1
[geïntimeerde] heeft in hoger beroep geen feiten gesteld en te bewijzen aangeboden die, indien bewezen, kunnen leiden tot andere oordelen dan hierboven gegeven, zodat zijn bewijsaanbod in het beroepschrift, als niet ter zake dienend en overigens ook als te vaag, wordt gepasseerd.
3.11
De slotsom is dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat [geïntimeerde] als de in het ongelijk gestelde partij zal worden veroordeeld in de kosten van beide instanties, met nakosten en rente.

4.Beslissing

Het hof:
vernietigt het bestreden vonnis en, opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde] tot betaling aan Liander van het bedrag van € 69.318,03, te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW daarover vanaf 27 september 2013 tot de dag van volledige voldoening;
veroordeelt [geïntimeerde] tot terugbetaling aan Liander van het bedrag van € 4.005,=, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 12 september 2016 tot de dag van terugbetaling;
veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van Liander begroot op € 1.988,47 aan verschotten en € 3.129,00 voor salaris en in hoger beroep tot op heden op € 2.033,41 aan verschotten en € 1.631,= voor salaris en op € 131,= voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,= voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente, indien niet binnen veertien dagen na dit arrest dan wel het verschuldigd worden van de nakosten aan de kostenveroordeling is voldaan;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. G.C. Boot, H.T. van der Meer en M.L.D. Akkaya, en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 11 september 2018.