Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
2.Stukken van het geding
3.Feiten
.
4.Standpunt van klager
5.Standpunt van de gerechtsdeurwaarders
6.Beoordeling
a) de kosten van overbetekening van dit beslag aan gerekwireerde,
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft klager een klacht ingediend tegen drie gerechtsdeurwaarders en een voormalig gerechtsdeurwaarder. Klager verwijt hen dat zij niet hebben voldaan aan de vereisten van artikel 475 lid 1 sub c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat in de betekende titels geen opgave is gedaan van hetgeen hij aan de executant verschuldigd is. Daarnaast wordt er een verwijt gemaakt aan twee gerechtsdeurwaarders dat zij niet hebben voldaan aan artikel 430 lid 3 Rv, omdat het proces-verbaal aanvankelijk niet aan klager is betekend. Klager stelt ook dat een gerechtsdeurwaarder op basis van een betwiste vordering derdenbeslag heeft gelegd op zijn loon.
Het Gerechtshof Amsterdam heeft de klacht van klager ongegrond verklaard. Het hof oordeelt dat in een alimentatiebeschikking niet het exacte bedrag dat de gerechtsdeurwaarder moet executeren wordt vastgelegd, maar enkel de omvang van de toekomstige verplichtingen. De verantwoordelijkheid van de gerechtsdeurwaarder is om marginaal te toetsen of de aan hem verstrekte titel voldoende grond biedt voor het leggen van beslag. Het hof bevestigt dat de gerechtsdeurwaarders niet in strijd hebben gehandeld met de wet en dat de klachtonderdelen ongegrond zijn. Klager wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn nieuwe klacht tegen een gerechtsdeurwaarder, omdat deze klacht pas in hoger beroep naar voren is gebracht.
De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 18 september 2018 door de rolraadsheer.