In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1995, was beschuldigd van het medeplegen van diefstal van kledingstukken van een kledingrek buiten een winkel in Bergen (NH) op 9 maart 2017. De tenlastelegging omvatte het wachten met de auto op een medeverdachte, het beschikbaar stellen van de auto als vluchtauto en het besturen van deze auto na het plegen van de diefstal. De verdachte ontkende op de hoogte te zijn van de plannen van de medeverdachte en stelde dat hij niet had gezien dat deze met gestolen kleding in de auto stapte.
Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de diefstal en dat er sprake was van een gezamenlijk plan. De medeverdachte heeft in één greep 19 kledingstukken gestolen, met een totale waarde van € 3.769, terwijl de verdachte als bestuurder van de vluchtauto fungeerde. Het hof heeft het alternatieve scenario van de verdachte als ongeloofwaardig terzijde geschoven en heeft geoordeeld dat de bijdrage van de verdachte aan de diefstal voldoende gewicht had om hem schuldig te verklaren.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van één dag en een taakstraf van 60 uur. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen en zijn huidige situatie waarin hij een eigen bedrijf heeft.