ECLI:NL:GHAMS:2018:3376

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 mei 2018
Publicatiedatum
24 september 2018
Zaaknummer
23-0023388-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in hoger beroep met niet-ontvankelijkheid benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1960, was beschuldigd van mishandeling van een slachtoffer op of omstreeks 29 mei 2014 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan, stompen en schoppen van het slachtoffer. Tijdens de zitting in hoger beroep op 30 april 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bewezenverklaring van de tenlastelegging en geen straf of maatregel op te leggen aan de verdachte. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 1.200, die in eerste aanleg was toegewezen.

Het hof heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastelegging. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. Het hof heeft bepaald dat de benadeelde partij haar vordering alleen bij de burgerlijke rechter kan indienen. De kosten werden door beide partijen gedragen.

Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin de rechters G. Oldekamp, M. Lolkema en M.B. de Wit zitting hadden. Het arrest werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 mei 2018, waarbij mr. G. Oldekamp en mr. M.B. de Wit buiten staat waren om het arrest te ondertekenen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002388-17
Datum uitspraak: 14 mei 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van
de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 5 juli 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-023655-17 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1960,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
30 april 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 mei 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meerdere keren, althans een keer, (met kracht):
- in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd, te slaan/stompen, en/of;
- in/tegen een kast te duwen, en/of;
- op/tegen de kuit en/of de rug, althans het lichaam, te trappen/schoppen;

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.

Vordering van het openbaar ministerie

De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het feit zoals ten laste gelegd zal worden bewezen verklaard, en dat overeenkomstig artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, en de schadevergoedingsmaatregel zal worden opgelegd.

Vrijspraak

Op basis van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep heeft het hof niet de overtuiging gekregen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem tenlastegelegde, zodat hij hiervan moet worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 1.200, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep geheel toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd tot het bedrag van de oorspronkelijke vordering. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht. De raadsman van de verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij betwist.
Het hof overweegt als volgt.
Nu de verdachte van het tenlastegelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin
zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. M. Lolkema en mr. M.B. de Wit, in tegenwoordigheid van
mr. A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof
van 14 mei 2018.
mr. G. Oldekamp en mr. M.B. de Wit zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.