ECLI:NL:GHAMS:2018:3376
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep met niet-ontvankelijkheid benadeelde partij
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 14 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1960, was beschuldigd van mishandeling van een slachtoffer op of omstreeks 29 mei 2014 in Amsterdam. De tenlastelegging omvatte onder andere het slaan, stompen en schoppen van het slachtoffer. Tijdens de zitting in hoger beroep op 30 april 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die vroeg om bewezenverklaring van de tenlastelegging en geen straf of maatregel op te leggen aan de verdachte. De benadeelde partij had een vordering tot schadevergoeding ingediend van € 1.200, die in eerste aanleg was toegewezen.
Het hof heeft echter geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastelegging. Daarom heeft het hof het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding. Het hof heeft bepaald dat de benadeelde partij haar vordering alleen bij de burgerlijke rechter kan indienen. De kosten werden door beide partijen gedragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin de rechters G. Oldekamp, M. Lolkema en M.B. de Wit zitting hadden. Het arrest werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 mei 2018, waarbij mr. G. Oldekamp en mr. M.B. de Wit buiten staat waren om het arrest te ondertekenen.