ECLI:NL:GHAMS:2018:337
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van het ouderlijk gezag en voogdij in het belang van de minderjarige
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige dochter. De moeder, die sinds 2009 niet meer bij haar dochter woont, heeft in hoger beroep de beschikking van de kinderrechter van 5 april 2017 aangevochten, waarin haar gezag werd beëindigd en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering als voogd werd benoemd. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder niet in staat is gebleken om de nodige stabiliteit en continuïteit te bieden voor de ontwikkeling van haar dochter, die sinds 2009 in een pleeggezin verblijft. De moeder heeft betoogd dat er geen sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van haar dochter en dat zij betrokken moet blijven bij de opvoeding. Echter, het hof oordeelt dat het belang van de minderjarige bij continuïteit in de opvoedingssituatie zwaarder weegt dan het belang van de moeder om betrokken te blijven bij gezagsbeslissingen. Het hof bekrachtigt daarom de beslissing van de kinderrechter en benadrukt het belang van een goede omgangsregeling tussen de moeder en de minderjarige, waarbij alle betrokkenen zich moeten inspannen om dit te realiseren.