In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 23 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De zaak betreft een poging tot gewapende overval op een juwelier, waarbij de verdachte samen met twee mededaders betrokken was. De overval vond plaats op 24 mei 2011, waarbij de daders gebruik maakten van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een hamer. De verdachte en een van zijn mededaders droegen bivakmutsen. De niet gemaskerde medeverdachte misleidde de juwelier om de deur te openen, waarna de andere twee daders de winkel binnendrongen en het slachtoffer met geweld aanvielen. De camerabeelden toonden schokkend geweld, waarbij het slachtoffer herhaaldelijk werd geslagen. De verdachte had een belangrijk aandeel in de overval, niet alleen door zijn aanwezigheid, maar ook door het inslaan van de ruit met een hamer. Het hof hield rekening met het lange tijdsverloop van de zaak, aangezien de verdachte minderjarig was ten tijde van het feit en pas jaren later werd gedagvaard. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot zes maanden jeugddetentie, een straf die het hof bevestigde, ondanks de pleidooien van de verdediging voor een lichtere straf. Het hof overwoog dat de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer zwaar wogen, en dat de verdachte eerder was veroordeeld voor diefstal. De uitspraak benadrukt de ernstige inbreuk op de rechtsorde en de gevoelens van onveiligheid die dergelijke misdrijven veroorzaken.