ECLI:NL:GHAMS:2018:3342

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 augustus 2018
Publicatiedatum
19 september 2018
Zaaknummer
23-000920-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep in jeugdstrafzaak wegens poging tot straatroof en openlijk geweld met werkstraf en behandelverplichting

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 2003, was eerder vrijgesproken van een aantal tenlastegelegde feiten, waaronder openlijke geweldpleging en poging tot straatroof. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. De zaak betreft een poging tot beroving van een telefoon van een jongen, waarbij de verdachte en een medeverdachte geweld hebben gebruikt tegen zowel de eigenaar van de telefoon als diens vriend. Daarnaast heeft de verdachte met een groep jongens geweld gepleegd tegen volwassenen die probeerden in te grijpen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte een significante rol heeft gespeeld in de geweldsdelicten en heeft de eerdere vrijspraak van de rechtbank vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 150 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarden een behandelverplichting en deelname aan de Intensieve Forensische Aanpak. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000920-18
datum uitspraak: 9 augustus 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 27 februari 2018 in de strafzaak onder parketnummer 13-684489-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2003,
adres: [adres] .

Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep

De verdachte is door de rechtbank Amsterdam vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 3 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is door de verdachte onbeperkt ingesteld en is derhalve mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, ten laste gelegd dat:
1. primair:
hij op of omstreeks 11 november 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, op of aan de openbare weg, de Appelweg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een telefoon, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), naar voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s)
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gevraagd of ze konden bellen en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd: "geef je telefoon", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of
- een dreigende houding richting voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben aangenomen en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] is/zijn gaan staan en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben geroepen: "wacht maar totdat je ziet wat ik in mijn zak heb" en/of "ik ga het op je richten", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] (met gebalde vuist) tegen het oor, althans tegen het gezicht en/of tegen de arm heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] tegen de ribben, althans tegen het lichaam heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd: "wil je een kopstoot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- op de rug van voornoemde [slachtoffer 2] is/zijn gesprongen en/of
- een of meer schoppende en/of trappende en/of slaande en/of zwaaiende beweging(en) heeft/hebben gemaakt, naar althans in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] tegen het gezicht en/of tegen het hoofd heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] tegen het lichaam heeft/hebben getrapt en/of geschopt en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] en/of voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben achtervolgd;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 11 november 2017 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- voornoemde [slachtoffer 1] (met gebalde vuist) tegen het oor, althans tegen het gezicht en/of tegen de arm te stompen en/of te slaan en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] tegen de ribben, althans tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen en/of
- op de rug van voornoemde [slachtoffer 2] te springen en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] tegen het gezicht en/of tegen het hoofd te slaan en/of te stompen en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] tegen het lichaam te trappen en/of te schoppen;
2
primair:
hij op of omstreeks 28 mei 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Molenwijk, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , welk geweld bestond uit
- het eenmaal of meermalen slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] , althans in de richting van voornoemde [slachtoffer 3] en/of
- het eenmaal of meermalen slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen in/tegen het gezicht/hoofd en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 4] , althans in de richting van voornoemde [slachtoffer 4] en/of
- het eenmaal of meermalen slaan met een of meerdere houten stokken, althans met een hard voorwerp, tegen het hoofd/gezicht van voornoemde [slachtoffer 4] en/of
- het eenmaal of meermalen slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen in/tegen het gezicht/hoofd en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 5] en/of
- het eenmaal of meermalen slaan met een stok, althans met een hard voorwerp, op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 5] ;
2 subsidiair:
hij op of omstreeks 28 mei 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft mishandeld door
- voornoemde [slachtoffer 3] eenmaal of meermalen te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen tegen het lichaam en/of
- voornoemde [slachtoffer 4] eenmaal of meermalen te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/ of te trappen in tegen het gezicht/hoofd en/of tegen het lichaam en/of door voornoemde [slachtoffer 4] eenmaal of meermalen te slaan in/tegen het gezicht/hoofd met een houten stok, althans met een hard voorwerp en/of
- voornoemde [slachtoffer 5] eenmaal of meermalen te slaan en/of te stompen en/of te schoppen en/of te trappen in/tegen het gezicht/het hoofd en/of tegen het lichaam en/of eenmaal of meermalen te slaan met een stok, althans met een hard voorwerp, in/tegen het gezicht/hoofd en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 5] ;
4:
hij op of omstreeks 04 juni 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een scooter, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), te weten [slachtoffer 6] , heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door door met zijn fiets tegen die scooter van voornoemde [slachtoffer 6] op te botsen/aan te schuren.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank, waaronder een iets andere bewezenverklaring ten aanzien van het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde en een andere kwalificatie ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde.

Bespreking van in hoger beroep gevoerde verweren

Standpunt van de raadsman
Onder 1 ten laste gelegde
De aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard dat er gedoe was over een telefoon. De verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] zeggen dat er gedoe was over elkaar te lang aankijken. Bij twee tegen twee is het nog maar de vraag of wel overtuigend bewezen kan worden dat er is geprobeerd om een telefoon af te laten geven onder geweld of bedreiging met geweld. Het verhaal over de telefoon komt alleen van de aangevers en is niet helemaal eenduidig. Zo heeft [slachtoffer 1] verklaard dat is gevraagd ‘kunnen jullie bellen?’, terwijl [slachtoffer 2] heeft verklaard dat gevraagd is: ‘Zou ik even jullie telefoon mogen lenen om te bellen?’ De verdachte moet daarom worden vrijgesproken.
Subsidiair is gesteld dat er geen sprake is van medeplegen, nu er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking en een intellectuele of materiële bijdrage van voldoende gewicht. De verdachte hield zich vooral afzijdig, hetgeen bevestigd wordt door aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Onder 2 ten laste gelegde
De verdachte ontkent met een stok geslagen te hebben en is slechts aanwezig geweest in een groep die openlijk geweld pleegde. Daarbij lijkt er sprake van meerdere jongens die met een stok hebben geslagen, nu de ter plaatse gekomen verbalisanten hebben opgeschreven : “Wij hoorden dat verschillende mensen naar ons riepen: “Er was hier een hele groep jongens. Ze hebben ons geslagen, geschopt en ze hebben een man met een stok op zijn hoofd geslagen.” Er zijn daarbij grote vraagtekens te stellen bij de identiteit van de jongen of jongens die met een stok de aangevers hebben geslagen. De chaos van de situatie, de stress en de pijn zorgen voor uiterst onbetrouwbare verklaringen, die nergens specifiek in de richting van de verdachte wijzen. Met het dreigen met de stok, zoals door de verdachte bekend, had de verdachte geen opzet op het in vereniging plegen van geweld. Er was geen voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het geweld.
Onder 4 ten laste gelegde
De verdachte moet worden vrijgesproken, nu aangeefster uiterst stellig heeft verklaard dat het niet de verdachte, maar [naam] was die haar scooter heeft beschadigd.
Oordeel van het hof
Onder 1 ten laste gelegde
Het hof acht de verklaringen van beide aangevers betrouwbaar. De verklaringen komen vrijwel overeen en het door de raadsman opgemerkte verschil beschouwt het hof niet als een tegenstrijdigheid die de geloofwaardigheid van de kern van het verhaal van beide aangevers raakt: dat er een poging is gedaan om [slachtoffer 1] met geweld van zijn telefoon te beroven. Het hof plaatst vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de verklaring van de verdachte, onder meer omdat de verdachte aanvankelijk bij de politie heeft verklaard in het geheel niet bij het incident aanwezig te zijn geweest en pas bij de rechter-commissaris heeft verklaard dat hij weliswaar aanwezig was, maar dat het ging om een conflict over langdurig aankijken.
De verdachte heeft blijkens de aangiftes een rol gehad bij de aanvankelijke poging de telefoon te ontfutselen door, toen de medeverdachte vroeg om de telefoon te lenen, en aangever [slachtoffer 1] aangaf dat zijn telefoon niet bruikbaar (‘leeg’) was, bevestigend op een vraag van de medeverdachte te antwoorden dat hij deze telefoon zou kunnen ‘resetten’. Daarnaast heeft de verdachte een aandeel gehad in het geweld en de bedreiging met geweld, door nadat [slachtoffer 1] bedreigd en geschopt en geslagen is door de medeverdachte, te dreigen met een kopstoot, op de rug van [slachtoffer 2] te springen en te proberen [slachtoffer 2] – toen die [slachtoffer 1] te hulp wilde schieten – te schoppen en te slaan. Onder die omstandigheden was sprake van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte die in de kern bestond uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het tenlastegelegde medeplegen bewezen.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Onder 2 ten laste gelegde
Aangever [slachtoffer 5] heeft verklaard ‘Op een gegeven moment zag ik dat een donkere jongen (zie bijgevoegde foto) met een houten stok een man met een ferme klap op zijn hoofd sloeg.’ In het (doorgenummerde) dossier bevinden zich direct na de aangifte twee foto’s waarop een donkere jongen staat. De verdachte heeft zichzelf herkend als de jongen op de foto’s. Anders dan de raadsman acht het hof voldoende vaststaan dat de foto’s waarover de aangever spreekt als ‘bijgevoegd’, de foto’s zijn die direct achter zijn aangifte zitten. Dat de verdachte met de stok heeft geslagen, blijkt bovendien uit de verklaring van de getuige [getuige 3] , die stelt ‘Mijn dochter zei tegen mij dat zij had gezien dat [verdachte] de mannen met een stok had geslagen.’ Het vindt daarnaast bevestiging in de aangifte van [slachtoffer 4] , die heeft verklaard ‘Ik hoorde later dat de donkere jongen die mij met de stok had geslagen, [verdachte] was.’ Daarmee staat vast dat de verdachte de door meerdere aangevers en getuigen beschreven (donkere) persoon is die met de stok verschillende slachtoffers heeft geslagen. Door zo te handelen heeft de verdachte een significante bijdrage geleverd aan het openlijke geweld. De stelling van de raadsman dat uit de verklaring van de omstanders tegen de politie ter plaatse moet worden afgeleid dat er sprake was van meerdere jongens die met een stok sloegen volgt het hof niet, nu de aanduiding “ze” binnen de context van het gebeuren kennelijk beoogt aan te geven dat er geweld is gepleegd door een groep, waarbij één van de geweldshandelingen bestond uit slaan met een stok. Het hof verwerpt derhalve het verweer van de raadsman.
Onder 4 ten laste gelegde
De aangeefster heeft blijkens het proces-verbaal van bevindingen ter plaatse, direct nadat het feit was gepleegd, tegen de verbalisanten verklaard dat de verdachte haar scooter had beschadigd. Die verklaring vindt steun in de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Het hof hecht daarom geloof aan de eerste verklaring van de aangeefster en niet aan haar latere verklaringen, dat [naam] de persoon was die haar scooter had beschadigd. Die verklaringen vinden immers geen steun in andere bewijsmiddelen.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair:
hij op 11 november 2017 te Amsterdam, op de openbare weg, de Appelweg, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een telefoon, toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1] ,
naar voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] is toegegaan waarna hij, verdachte en/of zijn mededader
- voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben gevraagd of ze konden bellen en
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft gezegd: "geef je telefoon", en
- een dreigende houding richting voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft aangenomen en
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] is gaan staan en
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] heeft geroepen: "wacht maar totdat je ziet wat ik in mijn zak heb" en "ik ga het op je richten", en
- voornoemde [slachtoffer 1] met gebalde vuist tegen het oor heeft gestompt en
- voornoemde [slachtoffer 1] tegen de ribben heeft geschopt en
- tegen voornoemde [slachtoffer 2] heeft gezegd: "wil je een kopstoot", en
- op de rug van voornoemde [slachtoffer 2] is gesprongen en
- schoppende en slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van voornoemde [slachtoffer 2] en
- voornoemde [slachtoffer 2] tegen het gezicht heeft geslagen en
- voornoemde [slachtoffer 2] tegen het lichaam heeft geschopt en
- voornoemde [slachtoffer 2] en voornoemde [slachtoffer 1] heeft achtervolgd;
2 primair:
hij op 28 mei 2017 te Amsterdam, met anderen, aan de openbare weg in Molenwijk, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5] , welk geweld bestond uit
- het slaan en schoppen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] en in de richting van voornoemde [slachtoffer 3] en
- het slaan met een stok tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 4] en
- het slaan en trappen tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 5] en
- het slaan met een stok tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 5] ;
4:
hij op 4 juni 2017 te Amsterdam opzettelijk en wederrechtelijk een scooter, toebehorende aan [slachtoffer 6] , heeft beschadigd door met zijn fiets tegen die scooter van voornoemde [slachtoffer 6] op te botsen.
Hetgeen onder 1 primair, 2 primair en 4 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde bepleit dat sprake is van een noodweersituatie. Gelet op het door het hof bewezen verklaarde handelen, was geen sprake van een noodweersituatie, maar van het door de verdachte medeplegen van een afpersing. Het hof verwerpt het verweer van de raadsman.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 primair, 2 primair en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg door twee of meer verenigde personen.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Het onder 4 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair, 2 primair en 4 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

Oordeel van de rechtbank en standpunten van partijen
De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 primair, 2 primair en 4 bewezen verklaarde veroordeeld tot een werkstraf van 150 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde een behandelverplichting.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair en 4 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 150 uur, waarvan 50 uur voorwaardelijk, met als dadelijk uitvoerbare bijzondere voorwaarden een behandelverplichting, meewerken aan de Intensieve Forensische Aanpak (hierna: IFA) en dagbesteding door het volgen van onderwijs.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de straf gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft samen met een ander een jongen proberen te beroven van zijn telefoon. Hij heeft daarbij gedreigd de vriend van die jongen een kopstoot te geven, is bij die vriend op de rug gesproken en heeft hem proberen te slaan en te schoppen. De medeverdachte viel bij de poging tot beroving zowel de eigenaar van de telefoon als zijn vriend aan door hen te slaan en te schoppen. Dit is een ernstig feit, waardoor slachtoffers, zoals ook blijkt uit de vorderingen van de benadeelde partijen, pijn en angst hebben ondervonden.
Daarnaast heeft de verdachte met een groep jongens een aantal personen (van tussen de dertig en de vijftig jaar oud) aangevallen bij een winkelcentrum. Toen de volwassenen een ruzie tussen de jongens probeerden te sussen, werden zij door de jongens geschopt en geslagen. De verdachte sloeg hierbij verschillende slachtoffers met een stok tegen hun hoofd. Dit is evenzeer een ernstig geweldsfeit.
Tenslotte heeft de verdachte een scooter beschadigd door er expres met zijn fiets tegenaan te rijden. Dit is een hinderlijk en irritant feit, dat niet getuigt van respect voor andermans spullen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 juli 2018 is hij niet eerder strafrechtelijk veroordeeld. Het hof merkt de verdachte daarom aan als
first offender.
Bij de oplegging van de straf heeft het hof acht geslagen op de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd, die dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging. Bij de vaststelling van deze oriëntatiepunten wordt uitgegaan van het modale feit gepleegd door
first offenders. Gelet op de oriëntatiepunten voor openlijk geweld, diefstal met geweld en vernieling, is de door de rechtbank opgelegde werkstraf van in totaal 150 uur in beginsel passend. Daarbij weegt de omstandigheid dat de verdachte bij het gepleegde openlijk geweld meerdere personen, die een conflict probeerden te sussen, met een wapen (namelijk een stok) te lijf is gegaan door deze tegen het hoofd te slaan, in strafverzwarende zin mee.
Uit het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 12 juli 2018 en hetgeen door de Raad ter zitting naar voren is gebracht, blijkt dat er veel zorgen zijn over de thuissituatie, vaardigheden, de attitude, waaronder de agressie, en de schoolgang van de verdachte. Vanwege deze zorgen is de verdachte onder toezicht gesteld. De verdachte is echter zelfbepalend en houdt zich niet goed aan afspraken, waardoor hulpverlening niet goed op gang komt, terwijl deze hulp van essentieel belang is om recidive te voorkomen. Diagnostiek en behandeling zal vanuit de Bascule plaats vinden. De Raad adviseert een deels voorwaardelijke werkstraf met als bijzondere voorwaarden een behandelverplichting, meewerken aan IFA en schoolgang volgens het rooster
De begeleider (gezinsvoogd) van de verdachte van de William Schrikker Stichting heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat zij eveneens veel zorgen heeft over de verdachte. Het is buitengewoon lastig om afspraken te maken met de verdachte en hij verschijnt vaak niet. Er is met grote moeite enig contact tot stand gekomen tussen de verdachte en een medewerker van de Bascule, die thuis bij de verdachte komt, maar er moet nog diagnostiek en vervolgens behandeling plaatsvinden. De verdachte is aangemeld voor IFA, maar daarvoor is een wachtlijst. Via IFA zal de verdachte een coach krijgen, die in de gelegenheid is om de verdachte intensief te begeleiden, onder meer door naar hem toe te gaan en hem op te halen voor afspraken met andere instanties, waardoor afspraken worden nagekomen en begeleiding door instanties zoals de Bascule van de grond kan komen.
Gelet op de bestaande grote zorgen omtrent de verdachte en de weinig meewerkende houding van de verdachte aan de hulpverlening, zal het hof een deel van de werkstraf in voorwaardelijke vorm opleggen en daarbij de door de Raad geadviseerde en door de advocaat-generaal gevorderde voorwaarden opleggen. Het hof zal de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden bevelen. De onder 1 primair en onder 2 primair bewezen verklaarde misdrijven zijn gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen. Gelet op het feit dat de verdachte binnen een halfjaar meerdere ernstige, gewelddadige feiten heeft gepleegd en gebleken is dat de verdachte nog maar op zeer beperkte wijze heeft kunnen profiteren van de aangeboden hulpverlening, moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom zo een misdrijf zal begaan.
Het hof acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke werkstraf met bijzondere voorwaarden zoals door de advocaat-generaal gevorderd passend en geboden.

Beslag

Het onder 2 primair ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met behulp van een houten stok, die in beslag is genomen en niet is teruggegeven. De stok behoort de verdachte toe. Deze zal daarom worden verbeurd verklaard.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 350,00 aan immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 200,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het dossier blijkt dat de benadeelde partij letsel op heeft gelopen bij de onder 1 primair bewezen verklaarde beroving en dat zijn rechterknie meerdere weken nodig had om te herstellen. Namens de verdachte zijn de gemotiveerde stellingen van de benadeelde partij niet betwist, anders dan dat door de raadsman vrijspraak is bepleit en (ongemotiveerd) is verzocht de vordering niet voor een hoger bedrag toe te wijzen dan door de rechtbank is gedaan. Naar het oordeel van het hof is dan ook voldoende vast komen te staan dat de benadeelde partij voor € 350,00 aan immateriële schade heeft geleden. De verdachte is, samen met zijn mededader, tot vergoeding van de schade gehouden, zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 926,64, waarvan € 276,64 materiële schade en € 650,00 immateriële schade. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 526,64, waarvan € 276,64 materiële schade en € 250,00 immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Uit het dossier, waaronder uit de medische verklaring van de huisartsenpost, blijkt dat de benadeelde partij letsel op heeft gelopen bij de onder 1 primair bewezen verklaarde beroving. Hij had last van een gekneusd evenwichtsorgaan, een rood en opgezwollen oor, hoofdpijn en oorpijn. De materiële schade, bestaande uit gemiste inkomsten vanwege het niet kunnen uitvoeren van zijn werkzaamheden, is door de benadeelde partij onderbouwd met loonstrookjes. Namens de verdachte zijn de gemotiveerde stellingen van de benadeelde partij niet betwist, anders dan dat door de raadsman vrijspraak (van het medeplegen) is bepleit en (ongemotiveerd) is verzocht de vordering niet voor een hoger bedrag toe te wijzen dan door de rechtbank is gedaan. Naar het oordeel van het hof is dan ook voldoende vast komen te staan dat de benadeelde partij het volledige gevorderde bedrag aan schade heeft geleden. De verdachte is, samen met zijn mededader, tot vergoeding van de schade gehouden, zodat de vordering hoofdelijk zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 77aa, 77gg, 141, 312, 317 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 4 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf, bestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
75 (vijfenzeventig) dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat een gedeelte van de werkstraf, groot
50 (vijftig)uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen jeugddetentie, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich onder behandeling zal stellen van de Forensische Formatie van de Bascule, ook als dit inhoudt dat hij meewerkt aan behandeling van zijn middelengebruik.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zal meewerken aan de Intensieve Forensische Aanpak (IFA).
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde onderwijs zal volgen volgens het rooster.
Beveelt dat voormelde voorwaarden en het uit te oefenen reclasseringstoezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Geeft opdracht aan William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
1
STK Hout Kl: Creme; stok; 5393883.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen jeugddetentie, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 11 november 2017.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 926,64 (negenhonderdzesentwintig euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 276,64 (tweehonderdzesenzeventig euro en vierenzestig cent) materiële schade en € 650,00 (zeshonderdvijftig euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het onder 1 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 926,64 (negenhonderdzesentwintig euro en vierenzestig cent) bestaande uit € 276,64 (tweehonderdzesenzeventig euro en vierenzestig cent) materiële schade en € 650,00 (zeshonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
18 (achttien) dagen jeugddetentie, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en immateriële schade op 11 november 2017.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.F.E. Geerlings, mr. W.M.C. Tilleman en mr. F.G. Hijink, in tegenwoordigheid van mr. A.N. Biersteker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 augustus 2018.
Mr. W.M.C. Tilleman is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[...]
.