ECLI:NL:GHAMS:2018:3306

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
23-000776-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing met bedreiging en vordering van de benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van poging tot afpersing, waarbij hij de benadeelde partij heeft bedreigd met geweld. De tenlastelegging omvatte verschillende berichten en e-mails die de verdachte naar de benadeelde partij heeft gestuurd, waarin hij geld eiste en dreigde met geweld. De benadeelde partij heeft aangifte gedaan van bedreiging en afpersing, waarbij hij vreesde voor de veiligheid van zijn gezin. Het hof heeft de zaak beoordeeld op basis van de verklaringen van de aangever en de verdachte, alsook de inhoud van de verzonden berichten. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de poging tot afpersing en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken, waarvan vier weken voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. Daarnaast is de verdachte verplicht om binnen twee weken na het onherroepelijk worden van het arrest de bedreigende YouTube-filmpjes te verwijderen. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die door het hof is toegewezen tot een bedrag van € 550,00, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000776-17
datum uitspraak: 26 april 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 30 november 2015 in de strafzaak onder parketnummer
15-033599-15 tegen
[verdachte ],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 april 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijzigingen is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 november 2014 tot en met 25 november 2014 in de gemeente Haarlem en/of (elders) in Nederland en/of Turkije (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] (telkens) te dwingen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, in elk geval van enig goed, (telkens) geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- een bericht gestuurd aan die [slachtoffer] met de tekst: ”Heb een woning nodig, vervoer en een shop/winkel. dat bedraagt alles bij elkaar 20.000 euro. Nou hoe je het doet interesseert mij geen reet. Je hebt het boek de heineke ontvoering gelezen en begrepen dus je weet hoe het werkt” en/of
- een emailbericht gestuurd aan die [slachtoffer] met de tekst: “Dus je kan € 1500,- per maand overmaken op rekening [verdachte ] [nummer] en, als er vandaag uiterlijk 18.00 niks gestort is zal een 3e video bericht gelanceerd worden. Een kerk in de fik staat voor verandering. of jullie het nou leuk vinden of niet” en/of
- een bericht gestuurd aan die [slachtoffer] met de tekst: “Effe storten, alvast bedankt” en/of
- een of twee maal een bankoverschrijving (van € 0,01) aan die [slachtoffer] gedaan met de tekst: “ff dokken” en/of “Effe dokken AUB” en/of
- een link naar een YouTube filmpje gestuurd aan die [slachtoffer] ; in het filmpje is Kabouter Plop te zien en de tekst: “ [slachtoffer] Flop”; het filmpje eindigt met de tekst: “ff dokken” en/of
- een link naar een YouTube filmpje gestuurd aan die [slachtoffer] met als titel: “Straks is hij met Kerst alleen”; waarbij een foto van die [slachtoffer] is te zien en/of twee foto’s van de dochters van die [slachtoffer] en/of
- een link naar een YouTube filmpje gestuurd aan die [slachtoffer] met als titel: “ [slachtoffer] Steiger”; waarbij drie foto’s van die [slachtoffer] te zien zijn; bij dit filmpje is het nummer “De Clown” van “Ben Cramer” te horen: “Hij was maar een clown, maar nu is hij dood” en/of
- een link naar een YouTube filmpje gestuurd aan die [slachtoffer] met als titel: “Scaffolding”; op dit filmpje is de naam van de website: “www. [naam 1] .nl” te zien met daarop een schietroos/richtmiddel van een lange afstandsgeweer,
terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op een of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 november 2014 tot en met 25 november 2014 in de gemeente Haarlem en/of (elders) in Nederland en/of Turkije (telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , (telkens) door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid (telkens) gericht tegen die [slachtoffer] (telkens) wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, te weten het betalen van een of meer geldbedragen,
- een bericht gestuurd aan die [slachtoffer] met de tekst: “Heb een woning nodig, vervoer en een shop/winkel. dat bedraagt alles bij elkaar 20.000 euro. Nou hoe je het doet interesseert mij geen reet. Je hebt het boek de heineke ontvoering gelezen en begrepen dus je weet hoe het werkt” en/of
- een emailbericht gestuurd aan die [slachtoffer] met de tekst: “Dus je kan € 1500,- per maand overmaken op rekening [verdachte ] [nummer] en, als er vandaag uiterlijk 18.00 niks gestort is zal een 3e video bericht gelanceerd worden. Een kerk in de fik staat voor verandering. of jullie het nou leuk vinden of niet” en/of
- een bericht gestuurd aan die [slachtoffer] met de tekst: “Effe storten, alvast bedankt” en/of
- een of twee maal een bankoverschrijving (van € 0,01) aan die [slachtoffer] gedaan met de tekst: “ff dokken” en/of “Effe dokken AUB” en/of
- een link naar een YouTube filmpje gestuurd aan die [slachtoffer] ; in het filmpje is Kabouter Plop te zien en de tekst: “ [slachtoffer] Flop”; het filmpje eindigt met de tekst: “ff dokken” en/of
- een link naar een YouTube filmpje gestuurd aan die [slachtoffer] met als titel: “Straks is hij met Kerst alleen”; waarbij een foto van die [slachtoffer] is te zien en/of twee foto’s van de dochters van die [slachtoffer] en/of
- een link naar een YouTube filmpje gestuurd aan die [slachtoffer] met als titel: “ [slachtoffer] Steiger”; waarbij drie foto’s van die [slachtoffer] te zien zijn; bij dit filmpje is het nummer “De Clown” van “Ben Cramer” te horen: “Hij was maar een clown, maar nu is hij dood” en/of
- een link naar een YouTube filmpje gestuurd aan die [slachtoffer] met als titel: “Scaffolding”; op dit filmpje is de naam van de website: “www. [naam 1] .nl” te zien met daarop een richtmiddel van een lange afstandsgeweer,
terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Bespreking van een ter zitting gevoerd verweer

De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte integraal dient te worden vrijgesproken, nu het onder de aandachtsstreepjes 5 tot en met 8 ten laste gelegde niet bewezen kan worden en hetgeen aan bewezenverklaring resteert geen bedreiging met geweld is en daarmee niet kwalificeert als afpersing.
De advocaat-generaal heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair aan de verdachte ten laste gelegde feit.
Het hof verwerpt het verweer van de verdediging en overweegt als volgt.
Op 25 november 2014 doet [verdachte ] aangifte van bedreiging/afpersing. Hij maakt melding van e-mails van een onbekende man, die binnenkomen op zijn bedrijfsaccount en die hem, zijn familie en zijn bedrijf bedreigen. De aangever verklaart te hebben begrepen dat als hij niet betaalt er iets erg zal gebeuren net als bij de Heineken ontvoering, waarbij hij vreest voor ontvoering van zijn kinderen. De aangever maakt melding van een tekst die hij ontvangen heeft over een brandende kerk. Het logo van zijn bedrijf is een kerk, een deel van zijn bedrijf is in 2013 afgebrand. De aangever maakt ook melding van filmpjes op YouTube, die naar hem verwijzen en die eindigen met woorden als “ff dokken” en overhandigt een link naar deze filmpjes aan de politie. De aangever zegt bang te zijn omdat de filmpjes een deadline bevatten.
Op 19 februari 2015 heeft de verdachte tegenover de politie verklaard dat het YouTube kanaal [verdachte ] van hem is, dat hij filmpjes over aangever [slachtoffer] heeft gemaakt – waaronder de in de tenlastelegging onder aandachtsstreepjes 5, 6 en 7 genoemde YouTube filmpjes – en dat hij deze filmpjes op YouTube heeft geplaatst. De verdachte heeft voorts verklaard dat [mail] zijn
e-mailadres is. Via dit e-mailadres is een link naar het in de tenlastelegging genoemde YouTube filmpje gestuurd waarin een bekende figuur uit een kinderprogramma is te zien, te weten “Kabouter Plop”, en de tekst ‘ [slachtoffer] Flop’. Verbalisant [verbalisant] heeft deze link op internet opgezocht. De link leidde naar het YouTube kanaal van [verdachte ] . Via de link was voornoemd YouTube filmpje met de tekst ‘ [slachtoffer] Flop’ te zien. Verbalisant [verbalisant] heeft ook de eerdere door [verdachte ] op zijn YouTube kanaal geüploade filmpjes bekeken en daarvan een samenvatting gemaakt in zijn proces-verbaal van 26 november 2014. Dit betreffen de overige drie in de tenlastelegging genoemde YouTube filmpjes.
De filmpjes waarover de aangever rept en die de verdachte bekent te hebben gemaakt worden in de tenlastelegging genoemd. Omdat de tenlastelegging de verdachte verwijt links naar al deze filmpjes te hebben “gestuurd”, maar uit het dossier volgt dat de verdachte slechts éénmaal een e-mailbericht met daarin opgenomen een link naar een filmpje naar de aangever heeft gestuurd, namelijk over een kerk, kan het “versturen” van meerdere links naar de overige filmpjes niet worden bewezen.
In het enige rechtstreeks door de verdachte aan de aangever gestuurde e-mailbericht van 6 november 2014, schrijft de verdachte over [naam 2] en dat we moeten oppassen omdat we kinderen hebben. Hij schrijft over zichzelf “iets dieper uit de onderwereld te komen” en “heel goed” te weten hoe “probleem gevalletjes op te lossen”. Hij verwijst naar een brief die is uitgegaan naar de onderwereld over een gebeurtenis, en dat het kan uitdraaien op oorlog. Hij schrijft geen zin te hebben het verhaal weer uit te gaan leggen. Hij volstaat met het geven van zijn rekeningnummer waarop de aangever € 1.500,00 per maand kan overmaken. In een post scriptum schrijft hij dat hij contact met de politie afraadt. Hij waarschuwt dat als er vandaag voor 18.00 uur niet gestort is een derde videobericht gelanceerd zal worden. Hij besluit met de zinsnede “Een kerk in fik staat voor verandering.”
De omstandigheid dat het logo van het bedrijf van de aangever een kerk betreft en dat in 2013 in zijn bedrijf een brand heeft gewoed, in combinatie met een ander bericht van 18 november 2014, waarin de verdachte refereert aan de Heineken-ontvoering en € 20.000,00 van de aangever eist, maakt dat op zichzelf reeds de redelijke vrees kon ontstaan bij de aangever dat tegen hem, zijn bedrijf of zijn familie geweld zou worden gebruikt als hij de verdachte niet zou betalen.
Het hof acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair
hij in de periode van 6 november 2014 tot en met 25 november 2014 in Nederland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] te dwingen tot de afgifte van geldbedragen, toebehorende aan die [slachtoffer]
- een bericht heeft gestuurd aan die [slachtoffer] met de tekst: ‘Heb een woning nodig, vervoer en een shop/winkel, dat bedraagt alles bij elkaar 20.000 euro. Nou hoe je het doet interesseert mij geen reet. Je hebt het boek de heineke ontvoering gelezen en begrepen dus je weet hoe het werkt” en
- een e-mailbericht heeft gestuurd aan die [slachtoffer] met de tekst: “Dus je kan € 1500,- per maand overmaken op rekening [verdachte ] [nummer] en, als er vandaag uiterlijk 18.00 niks gestort is zal een 3e video bericht gelanceerd worden. Een kerk in de fik staat voor verandering, of jullie het nou leuk vinden of niet” en
- een bericht heeft gestuurd aan die [slachtoffer] met de tekst: “Effe storten, alvast bedankt” en
- een link naar een YouTube filmpje heeft gestuurd aan die [slachtoffer] ; in het filmpje is Kabouter Plop te zien en de tekst: “ [slachtoffer] Flop”; het filmpje eindigt met de tekst: “ff dokken”.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot afpersing.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken met aftrek van de periode die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 4 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 weken met aftrek van de periode die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 6 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte binnen twee weken na het onherroepelijk worden van het arrest de in de tenlastelegging genoemde YouTube-filmpjes van YouTube zal verwijderen. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn en zij heeft daarmee bij de bepaling van haar strafeis in strafmatigende zin rekening gehouden.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en alleen een geheel voorwaardelijke straf op te leggen.
Het hof stelt voorop dat geen sprake is van een overschrijding van de redelijke termijn, nu de zaak in eerste aanleg binnen een jaar is afgedaan en het hoger beroep door de verdachte op 27 februari 2017 is ingesteld zodat ook de procedure in hoger beroep binnen een redelijke termijn is afgerond.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing, door gedurende een periode van tweeënhalve week (e-mail)berichten en een link naar een YouTube filmpje met bedreigende inhoud aan de aangever te sturen. De verdachte heeft met zijn handelen de aangever, zo blijkt ook uit zijn schriftelijke slachtofferverklaring, angst aan gejaagd. Het handelen van de verdachte had ook invloed op de vrouw en kinderen van de aangever. De aangever durfde zijn vrouw en kinderen gedurende een aantal weken niet alleen te laten.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 maart 2018 is hij niet eerder onherroepelijk veroordeeld.
Ter terechtzitting heeft het hof aan de orde gesteld dat in het belang van de verdachte onderzoek wordt verricht naar zijn persoonlijkheid. De verdachte heeft echter tegenover de reclassering en ter terechtzitting in hoger beroep duidelijk gemaakt dat hij niet wil meewerken aan een onderzoek door een psycholoog of psychiater. Het gevolg van deze houding is dat het hof geen inzicht heeft verkregen in de persoon van de verdachte.
Het hof acht gelet op de ernst van het feit, in het bijzonder de indringendheid van de berichten slechts een vrijheidsbenemende straf passend. Het hof zal een gedeelte van die straf in voorwaardelijke vorm opleggen met een proeftijd van 3 jaren teneinde de verdachte er van te weerhouden opnieuw strafbare handelingen te plegen. De straf in geheel voorwaardelijke vorm op te leggen, zoals door de raadsvrouw verzocht, acht het hof onvoldoende recht doen aan de ernst van het feit.
Het hof acht, alles afwegende, een gedeeltelijk (on)voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden, alsmede de oplegging van na te melden bijzondere voorwaarde.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 550,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor de oorspronkelijke vordering.
Ten aanzien van de vordering tot immateriële schade is door de verdediging aangevoerd dat geen sprake is van een situatie die op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) voor compensatie in aanmerking komt.
Artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, BW brengt, voor zover voor de beoordeling van belang, mee dat de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen immateriële schadevergoeding indien hij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Lichamelijk letsel of een aantasting in de eer of goede naam zijn door de benadeelde partij niet gesteld. Voor de toewijsbaarheid van een vordering gericht op de vergoeding van het op andere wijze in zijn persoon zijn aangetast, is het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen.
Het hof is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks immateriële schade heeft geleden. Het hof stelt de omvang van de immateriële schade derhalve op de voet van het bepaalde in artikel 6:106 BW naar maatstaven van billijkheid vast op € 550,00. Tevens zal de door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente worden toegewezen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
4 (vier) weken, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde door het strafbare feit veroorzaakte schade herstelt door binnen twee weken na het onherroepelijk worden van dit arrest de in de tenlastelegging genoemde YouTube-filmpjes van YouTube te verwijderen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 550,00 (vijfhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
11 (elf) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 25 november 2014.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. M.M. van der Nat, en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. F. van den Brink, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
26 april 2018.
[…]