ECLI:NL:GHAMS:2018:3298

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
12 september 2018
Publicatiedatum
12 september 2018
Zaaknummer
23-004448-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake bezit van MDMA en cocaïne met strafverzwarende omstandigheden

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 12 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor de verkoop van nepdrugs en werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 10 tabletten MDMA en 0,99 gram cocaïne op 12 september 2016 in Amsterdam. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de cocaïne op straat trachtte te verkopen, wat als strafverzwarende omstandigheid is meegewogen. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur en een geldboete van 150 euro. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal een taakstraf van 80 uur en een lagere geldboete van 125 euro gevorderd. De raadsman pleitte voor een geldboete van 450 euro. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. Het hof heeft de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de recidive van de verdachte in overweging genomen. De verdachte is momenteel werkzoekende en heeft geen relevante dagbesteding. Het hof heeft de op te leggen straf gegrond op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, en heeft de tijd in voorarrest in mindering gebracht op de taakstraf. Tevens is gelast tot teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van 125,25 euro.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004448-17
datum uitspraak: 12 september 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-746080-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 augustus 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 12 september 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 10 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of (ongeveer) 0,99 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne, in elk geval (telkens) een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 12 september 2016 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad 10 tabletten bevattende MDMA en 0,99 gram van een materiaal bevattende cocaïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren met aftrek van het voorarrest, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis, alsmede een geldboete ter hoogte van 150,00 euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 40 dagen hechtenis, alsmede een geldboete ter hoogte van 125,00 euro, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis.
De raadsman heeft verzocht om de verdachte een geldboete ter hoogte van 450,00 euro op te leggen en te bepalen dat deze in termijnen kan worden voldaan.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van 10 tabletten bevattende MDMA (XTC) en ongeveer een gram van een materiaal bevattende cocaïne. Harddrugs zijn schadelijk voor de volksgezondheid. In strafverzwarende zin wordt meegewogen dat de verdachte bovendien heeft getracht, zo leidt het hof af uit een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van bevindingen (p. 3-4), de genoemde cocaïne op straat aan de man te brengen. De verspreiding van harddrugs brengt naast gezondheidsschade onrust in de samenleving met zich en leidt veelal – direct en indirect – tot diverse (andere) vormen van criminaliteit.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 augustus 2018 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van een overtreding van artikel 2.7, tweede lid, van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Amsterdam (kort gezegd: de verkoop van ‘nepdrugs’). Het hof weegt ook deze omstandigheid mee in het nadeel van de verdachte.
Uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte momenteel werkzoekende is en geen relevante dagbesteding of eigen inkomsten heeft.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Hieruit spreekt dat het hof het voorstel van de raadsman om
in plaats vaneen taakstraf te kiezen voor de modaliteit van een geldboete, geen recht vindt doen aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en de recidive van verdachte. Evenmin ziet het hof aanleiding om, zoals door de advocaat-generaal gevorderd,
naastde taakstraf een geldboete op te leggen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 22c, 22d, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een geldbedrag ter hoogte van 125,25 euro (goednummer: 5251654).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.J.I. de Jong, mr. A.P.M. van Rijn en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 12 september 2018.
[…]