ECLI:NL:GHAMS:2018:3285

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2018
Publicatiedatum
10 september 2018
Zaaknummer
23-000781-18.a
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugwijzing van de zaak naar de politierechter wegens onterecht verstek in eerste aanleg

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De politierechter had op 1 maart 2018 een verstekvonnis gewezen in een strafzaak tegen de verdachte, die op 17 februari 2016 in Amsterdam opzettelijk een hoeveelheid MDMA en cocaïne aanwezig had gehad. Het hof heeft vastgesteld dat de politierechter ten onrechte aan een behandeling ten gronde was toegekomen, omdat de raadsman van de verdachte niet op de juiste wijze op de hoogte was gesteld van de zitting. Dit leidde tot een nietigheid van de eerdere uitspraak. Het hof heeft de zaak teruggeworpen naar de politierechter, zodat deze met inachtneming van het arrest opnieuw recht kan doen. De beslissing van het hof is genomen na een zorgvuldige afweging van de feiten en de procesgang, waarbij de rechten van de verdachte in acht zijn genomen. Het hof heeft de uitspraak van de politierechter vernietigd en de zaak terugverwezen, zodat de verdachte een eerlijke behandeling kan krijgen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000781-18
datum uitspraak: 27 augustus 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-050042-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 augustus 2018.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door de advocaat-generaal en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 februari 2016 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer
4 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 0,92 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de politierechter in de rechtbank Amsterdam ter terechtzitting van
1 maart 2018 niet aan de behandeling ten gronde had mogen toekomen. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Ingevolge artikel 423, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering behoort het hof, indien de hoofdzaak door de rechtbank is beslist en sprake is van een ter gelegenheid van de behandeling en beslissing van de zaak in eerste aanleg tot nietigheid leidend verzuim, na een geheel nieuwe behandeling van de zaak in hoger beroep, de uitspraak van de eerste rechter te vernietigen, maar niet, vervolgens, de zaak terug te wijzen naar de eerste rechter op de grond dat de verdachte een aanleg heeft ontbeerd.
Op deze hoofdregel – niet terugwijzen – dient voor enkele gevallen waarin de rechter in eerste aanleg de hoofdzaak heeft beslist, een uitzondering te worden aangenomen. Daartoe behoort het geval dat die rechter aan een behandeling ten gronde niet had mogen toekomen, omdat een van de overige personen die een kernrol vervullen bij het onderzoek ter terechtzitting – waartoe naast de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie, slechts de verdachte en diens raadsman worden gerekend – aldaar niet is verschenen, terwijl deze niet op de bij de wet voorgeschreven wijze op de hoogte is gebracht van de dag van de terechtzitting en zich evenmin een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat die dag hem tevoren bekend was.
Het hof gaat ervan uit – zoals door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is gesteld – dat de raadsman – die zich als zodanig had gesteld en ook het procesdossier had ontvangen - in verband met de behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg tijdig in het gerechtsgebouw aanwezig was, van zijn aanwezigheid mededeling had gedaan aan de dienstdoende bode en dat de raadsman zich als gevolg van een miscommunicatie met de bode naar de verkeerde zittingszaal had begeven, waarna hij slechts enkele minuten na aanvangstijd van de behandeling van de zaak de juiste zittingszaal betrad. Toen bleek dat de politierechter al bij verstek eindvonnis had gewezen. Een dergelijke situatie moet met de hiervoor bedoelde uitzonderingsgevallen worden gelijkgesteld.
Dit brengt mee dat, nu de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep terugwijzing naar de politierechter heeft verlangd, de zaak – met vernietiging van het vonnis waarvan beroep – zal worden teruggewezen naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. M. Lolkema en mr. A. Verweij, in tegenwoordigheid van
mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
27 augustus 2018.
Mr. A. Verweij is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]