beschikking
___________________________________________________________________
GERECHTSHOF AMSTERDAM
ONDERNEMINGSKAMER
zaaknummer: 200.236.091/01 OK
beschikking van de Ondernemingskamer van 27 augustus 2018
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BOVIST BEHEER B.V.,
gevestigd te Vleuten-De Meern,
VERZOEKSTER,
advocaat:
mr. R. Wijn, kantoorhoudende te Rotterdam,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOEVE HOLLAND HOLDING B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KOPPENBERG B.V.,
beide gevestigd te Zundert,
VERWEERSTERS,
niet verschenen,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A],
gevestigd te [....] ,
BELANGHEBBENDE,
advocaat:
mr. A.J. van den Hoven, kantoorhoudende te Tilburg.
1.
Het verloop van het geding
1.1 In het vervolg zullen partijen (ook) als volgt worden aangeduid:
- verzoekster met Bovist;
- verweersters ieder afzonderlijk met Hoeve Holland en Koppenberg en gezamenlijk met Hoeve Holland c.s.;
- belanghebbende met [A] .
1.2 Bovist heeft bij op 26 maart 2018 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verzoekschrift met producties de Ondernemingskamer verzocht een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Hoeve Holland c.s. over de periode vanaf 1 maart 2017. Daarbij heeft zij tevens verzocht – zakelijk weergegeven – bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding [A] te schorsen als bestuurder van Hoeve Holland, dan wel een andere voorziening te treffen die de Ondernemingskamer juist acht en de door [A] gehouden aandelen in het kapitaal van Hoeve Holland over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder (of subsidiair aan een te benoemen bestuurder) alsmede om Hoeve Holland te veroordelen in de kosten van het geding.
1.3 [A] heeft bij op 24 mei 2018 ter griffie van de Ondernemingskamer ingekomen verweerschrift tevens houdende een zelfstandig verzoek, met producties, geconcludeerd tot afwijzing van de door Bovist verzochte onmiddellijke voorzieningen en de Ondernemingskamer verzocht – zakelijk weergegeven – een onderzoek te bevelen naar het beleid en de gang van zaken van Hoeve Holland c.s. over de periode vanaf 2015 en bij wijze van onmiddellijke voorzieningen voor de duur van het geding Bovist te schorsen als bestuurder van Hoeve Holland en de door Bovist gehouden aandelen in het kapitaal van Hoeve Holland over te dragen aan een door de Ondernemingskamer te benoemen beheerder, dan wel een andere voorziening te treffen die de Ondernemingskamer juist acht, alsmede om Hoeve Holland te veroordelen in de kosten van het geding.
1.4 De verzoeken zijn behandeld ter openbare terechtzitting van de Ondernemingskamer van 14 juni 2018. Bij die gelegenheid hebben de advocaten de standpunten van de onderscheiden partijen toegelicht aan de hand van – aan de Ondernemingskamer en de wederpartij overgelegde – aantekeningen en wat mr. Wijn voormeld betreft onder overlegging van op voorhand aan de Ondernemingskamer en de wederpartijen gezonden nadere producties. Partijen en hun advocaten hebben vragen van de Ondernemingskamer beantwoord en inlichtingen verstrekt.
1.5 Ter terechtzitting hebben Bovist en [A] afgesproken te bezien of zij alsnog tot een minnelijke oplossing van hun geschil kunnen komen door het maken van afspraken over een aandelenoverdracht. Mr. Van den Hoven heeft op 28 juni 2018 aan de Ondernemingskamer gemeld dat partijen geen overeenstemming hebben bereikt en namens [A] verzocht uitspraak te doen.
2 De feiten
De Ondernemingskamer gaat uit van de volgende feiten:
2.1Hoeve Holland is op 7 april 2006 opgericht. Bovist en [A] houden elk 50% van de aandelen in het geplaatste kapitaal van Hoeve Holland. Zij vormen samen het bestuur van Hoeve Holland en zijn als bestuurders gezamenlijk bevoegd Hoeve Holland te vertegenwoordigen, met dien verstande dat een bestuurder zelfstandig vertegenwoordigingsbevoegd is in geval van rechtshandelingen met een maximale waarde van € 5.000.
2.2Hoeve Holland houdt alle aandelen in Koppenberg en is tevens enig bestuurder van Koppenberg. Koppenberg, eveneens opgericht op 7 april 2006, drijft een champignonkwekerij.
2.3[B] (hierna: [B] ) is enig aandeelhouder en bestuurder van Bovist. [C] (hierna: [C] ) is enig aandeelhouder en bestuurder van [A] .
2.4Koppenberg levert vanaf haar oprichting (witte) champignons aan de Belgische vennootschap Fresh Mushroom Europe N.V. (hierna: FME), die een groothandel in paddenstoelen exploiteert. Van de 51.500 aandelen in het geplaatste kapitaal van FME houdt [C] 10%; [B] houdt één aandeel en de rest van de aandelen wordt (indirect) gehouden door [D] (hierna: [D] ), de echtgenoot van [B] . Bestuurders van FME zijn [B] en [D] ; [C] was tot begin 2017 eveneens bestuurder van FME.
2.5Koppenberg, FME en REO Veiling cvba (hierna: REO), een Belgische vennootschap die een veilingbedrijf exploiteert, hebben op 1 juni 2015 een koopovereenkomst voor de levering van champignons gesloten, hierna aan te duiden met het Driewegscontract. In deze overeenkomst, waarin FME als ‘koper’ en Koppenberg als ‘producent’ is aangeduid, is onder meer bepaald:
“
(…)-Hoeveelheid, prijs en leveringsdata:
De volledige geproduceerde hoeveelheden dienen na oogst te worden afgenomen. (…) De gewogen gemiddelde prijs wordt vastgesteld op € 1,50 per kg. Indien in het begin van december wordt vastgesteld dat de gewogen gemiddelde prijs afwijkt van de vastgestelde, wordt het verschil gecompenseerd over de maand december. (…)
-Verpakking:
Standaard in de verpakking die door de koper ter beschikking wordt gesteld. (…)”
In de Algemene aankoop- en verkoopsvoorwaarden van REO die van toepassing zijn op het Driewegscontract, is bepaald: “
(…) Alle lasten, o.m. van verpakking (…), zijn altijd ten laste van de koper”.
2.6Vanaf 2015 hebben [C] en [D] gesprekken gevoerd over overdracht aan [C] van 20% van de aandelen die [D] in het kapitaal van FME houdt. Zij zijn er niet in geslaagd hierover overeenstemming te bereiken.
2.7Op 7 maart 2017 zijn [C] en [D] overeengekomen te zullen toewerken naar een situatie waarin naast FME een nieuwe vennootschap zal worden opgericht, waarin een deel van de onderneming van FME zal worden ondergebracht en waarin – spiegelbeeldig aan de verhouding waarin de aandelen in FME worden gehouden – [C] 90% van de aandelen zal houden. Deze nieuwe vennootschap zou zich op een iets ander segment van de paddenstoelenmarkt richten dan FME. Tot uitvoering van deze overeenkomst is het nooit gekomen.
2.8Op 2 juni 2017 is de Belgische vennootschap Funghi Funghi bvba (hierna: Funghi Funghi) opgericht. De echtgenote van [C] houdt samen met haar zus de aandelen in het geplaatste kapitaal van Funghi Funghi. Bestuurder van Funghi Funghi is de echtgenote van [C] . Funghi Funghi drijft een onderneming die zich toelegt op het handelen in paddenstoelen. [C] houdt zich vanaf 2 juni 2017 binnen Funghi Funghi bezig met de daghandel in paddenstoelen.
2.9Vanaf medio 2017 is er overleg gevoerd over overdracht van de aandelen die [A] in Hoeve Holland houdt, al dan niet in combinatie met overdracht van de door [C] in FME gehouden aandelen. Dit heeft niet geleid tot overeenstemming.
2.1[B] en [C] hebben in 2017 gediscussieerd over het doorberekenen door FME aan Koppenberg van de kosten van [E] (hierna: [E] ), een werknemer van FME die in 2016 en 2017 enige maanden aan Koppenberg ter beschikking is gesteld. In een e-mail van 24 oktober 2017 van [C] aan [B] staat:
“
(…) Met de doorberekening van de kosten van[ [E] ]
door FME aan Koppenberg ga ik (…) niet akkoord. Inderdaad heeft FME[ [E] ]
uitgezonden naar Koppenberg met de bedoeling om de plukkosten onder controle te krijgen (…) Het uitzenden door FME van[ [E] ]
aan Koppenberg was een direct eigenbelang van FME (…)”
2.11[B] heeft op 26 oktober 2017 als volgt gereageerd op voormelde e-mail van [C] :
“
(…) Of het mij persoonlijk beter uitkomt of de kosten bij Koppenberg worden verwerkt, is niet relevant. Dat is trouwens ook niet zo, want het is zoals het is. Het gaat erom dat kosten moeten vallen waar zij horen, en dat is bij Koppenberg. (…) Dat het niet zou zijn afgesproken, jij hebt niet geantwoord op mijn vragen, maakt de zaak niet anders en wij kunnen dat nu alsnog regelen. (…) De kosten moeten daarom in de jaarrekening van Koppenberg worden verantwoord, zeker nu het om een materieel belang gaat. Het zal ook in de cijfers van FME worden gewijzigd, alleen zal dat gebeuren in de 2017 cijfers, want het gaat te ver om daar nu alles overhoop te halen. De cijfers van Koppenberg moeten nog worden opgesteld, dus het kan gewoon worden verwerkt. Het verschil met FME is trouwens dat de kosten van[ [E] ]
voor Koppenberg wel van materieel belang zijn, voor FME niet. (…)”
2.12In de reactie van [C] van 27 oktober 2017 op voormelde e-mail van [B] staat:
“
(…) duidelijk[is]
dat in ieder geval niet expliciet is besloten om de kosten van[ [E] ]
aan Koppenberg door te berekenen. Ook staat vast dat in de jaarrekening van FME deze kosten niet zijn doorbelast, welke jaarrekening jouw volledige instemming, zowel als bestuurder alsook als aandeelhouder, heeft. (…)”