De voorzieningenrechter heeft bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
(i) de man voor de periode dat er nog geen beslissing in de bodemprocedure over de omgang en gezagswijziging is en voor maximaal zes maanden na betekening van het bestreden vonnis verboden zich te bevinden in:
I. [buurt 1] : het gebied begrensd door de [straat a] , [straat b] , [straat c] , [straat d] , [straat e] , [straat f] , [straat g] , [straat h] en [straat i] , genoemde straten daarbij inbegrepen;
II. [buurt 2] : het gebied begrensd door [straat j] , [straat k] , [straat l] , [straat m] en [straat n] , genoemde straten daarbij inbegrepen,
een en ander zoals aangegeven op de aan het bestreden vonnis gehechte plattegrond en (ii) de man voor de periode dat er nog geen beslissing in de bodemprocedure over de omgang en gezagswijziging is en voor maximaal zes maanden na betekening van het bestreden vonnis verboden – anders dan via zijn advocaat – persoonlijk, schriftelijk, telefonisch of anderszins contact op te nemen met de vrouw of [de minderjarige] , behoudens voor zover het contact met [de minderjarige] noodzakelijk is in het kader van (de voorbereiding van) een omgangsregeling.
Op overtreding van voornoemde veroordelingen heeft de voorzieningenrechter een dwangsom gesteld van € 500,- per keer.
Tegen deze beslissing en de daaraan ten grondslag gelegde motivering komt de man met één grief op.