Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
.Ter staving van haar stellingen heeft de vrouw schriftelijke verklaringen overgelegd van [X] en van [dochter a] , die ieder bevestigen dat er tussen de vrouw en [X] geen sprake is van een affectieve relatie, maar slechts van een vriendschap waarbij [X] de vrouw helpt met haar gezondheidsproblemen. Zij betwist dat de kwitanties van diverse apotheken die de man heeft overgelegd, aantonen dat sprake is van een affectieve relatie, wederzijds verzorgen en een gemeenschappelijke huishouding. De adressen op de kwitanties van de apotheek zijn die van [dochter b] . De vrouw was daar niet ingeschreven, zo blijkt uit het door haar overgelegde uittreksel van haar woonadressen. De vrouw heeft de huurovereenkomst van haar huidige woonruimte overgelegd waaruit blijkt dat deze woning alleen op haar naam staat. Voorts heeft de vrouw een aan [X] door de politie uitgereikte “Mededeling meldplicht” van 23 september 2016 overgelegd, waaruit blijkt dat [X] niet rechtmatig in Nederland verblijft en Nederland dient te verlaten. Nu [X] aldus niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning, bewijst dit volgens de vrouw dat hij geen partnerschap heeft met haar.