In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 30 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijze van verdeling van een perceel grond in Suriname, dat valt onder de nalatenschap van de op 9 februari 2013 overleden ex-echtgenoot van de appellante. De appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. T. den Haan, heeft in hoger beroep de verdeling van het perceel grond gevorderd, terwijl de geïntimeerde, vertegenwoordigd door mr. I.E. van der Bijl, als executeur-testamentair betrokken was bij de procedure. Het hof heeft eerder op 29 augustus 2017 een tussenarrest gewezen en partijen gelast te verschijnen ter comparitie. Tijdens deze comparitie op 18 oktober 2017 hebben partijen en de erfgenaam [Y] inlichtingen verstrekt over de verdeling van het perceel, dat deel uitmaakt van de huwelijksgoederengemeenschap tussen appellante en haar overleden ex-echtgenoot.
Het hof heeft in het tussenarrest van 30 mei 2017 vastgesteld dat de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap nog diende te worden vastgesteld. De appellante heeft aangegeven haar aandeel in het perceel te willen overdragen, terwijl de geïntimeerde een verdeling in twee delen van gelijke waarde voorstelt. Het hof heeft geconcludeerd dat een splitsing van het perceel in twee delen van gelijke waarde de meest voor de hand liggende oplossing is, en heeft de geïntimeerde als executeur-testamentair opgedragen om mee te werken aan deze verdeling. Het hof heeft mr. K.J. Mannes benoemd als notaris voor de verdeling en mr. P.P.G. Bissessur als onzijdig persoon voor het geval de geïntimeerde niet meewerkt. De kosten van de procedure zijn toegewezen aan de geïntimeerde, die als overwegend in het ongelijk gestelde partij is aangemerkt.
Het hof heeft het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 23 december 2015 vernietigd en de (gewijzigde) subsidiaire vordering van de appellante toegewezen, waarbij de kosten van de procedure zijn vastgesteld en uitvoerbaar bij voorraad zijn verklaard.