ECLI:NL:GHAMS:2018:3231

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2018
Publicatiedatum
5 september 2018
Zaaknummer
200.221.658/01 GDW
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klacht tegen toegevoegd gerechtsdeurwaarder over te late postbezorging en onjuiste vordering

In deze zaak heeft klaagster een klacht ingediend tegen een toegevoegd gerechtsdeurwaarder. De klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij brieven structureel te laat bij haar bezorgt, dat hij op 27 november 2015 niet bij haar aan de deur is geweest en dat hij een brief in de verkeerde brievenbus heeft achtergelaten. Daarnaast stelt klaagster dat er bij de narekening van de openstaande vordering een verschil van € 553,- in het voordeel van de gerechtsdeurwaarder is geconstateerd. De kamer heeft de klachten van klaagster ongegrond verklaard, waarna het hof deze beslissing heeft bevestigd. Het hof heeft in zijn beoordeling gekeken naar de feiten zoals vastgesteld door de kamer en heeft geen bewijs gevonden voor de stelling dat de gerechtsdeurwaarder structureel te laat post bezorgt. Ook de beschuldiging van valsheid in geschrifte werd door het hof verworpen, omdat er geen opzet aan de zijde van de gerechtsdeurwaarder kon worden aangetoond. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat er een fout was gemaakt in de opgave van de openstaande vordering, maar het hof oordeelde dat dit niet tuchtrechtelijk laakbaar was, aangezien de juiste hoofdsom in eerdere correspondentie was vermeld. Het hof heeft de bestreden beslissing van de kamer bevestigd en de klacht van klaagster afgewezen.

Uitspraak

beslissing
___________________________________________________________________ _ _
GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.221.658/01 GDW
nummer eerste aanleg : C/13/599990/DW RK 15/1185
beslissing van de notaris- en gerechtsdeurwaarderskamer van 28 augustus 2018
inzake
[naam] ,
wonend te [plaats] ,
appellante,
tegen
[naam] ,
toegevoegd gerechtsdeurwaarder te [plaats] ,
geïntimeerde.

1.Het verdere geding in hoger beroep

1.1.
Het hof verwijst naar en neemt over hetgeen is opgenomen in zijn tussenbeslissing van 13 februari 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:539).
1.2.
In voormelde tussenbeslissing heeft het hof - voor zover hier van belang - klaagster ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep tegen de beslissing van de kamer van 6 juni 2017 en bepaald dat de behandeling van de zaak zal worden voortgezet op een nader te bepalen datum.
1.3.
De gerechtsdeurwaarder heeft op 1 maart 2018 een verweerschrift bij het hof ingediend. In zijn vorige beslissing heeft het hof de gerechtsdeurwaarder verzocht om de door hem genomen foto’s van de situatie ter plaatse (waarvan de kamer blijkens haar beslissing kennis had genomen) ook aan het hof toe te zenden. Dat heeft de gerechtsdeurwaarder gedaan, zodat ook het hof over die foto’s beschikt.
1.4.
Klaagster heeft op 22 mei 2018 een brief met bijlage ingediend, die door het hof is aangemerkt als een op voorhand toegezonden pleitnota.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaak is voortgezet ter openbare terechtzitting van het hof van 13 juni 2018. Klaagster is, met voorafgaand bericht, niet ter terechtzitting verschenen. De gerechtsdeurwaarder is verschenen en heeft het woord gevoerd.

2.Feiten

2.1.
Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld. Partijen hebben tegen de vaststelling van de feiten door de kamer geen bezwaar gemaakt, zodat ook het hof van die feiten uitgaat.
2.2.
Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
2.2.1.
Op 22 oktober 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder aan klaagster een overzicht en een berekening van de openstaande vordering(en) gezonden.
2.2.2.
Bij brief van 26 oktober 2015 heeft klaagster hierop gereageerd. In deze brief staat (onder meer) het volgende:
“[…] Daarbij vertoont uw berekening een grove fout in uw voordeel. Op basis van uw opgave in uw brief van 22 oktober jl. brengt u mij een bedrag EUR 553,00 te veel in rekening. […]”
2.2.3.
Klaagster was op dat moment woonachtig op het adres [straatnaam] 9a te [plaats] . Op 27 november 2015 is de gerechtsdeurwaarder aan de [straatnaam] te [plaats] geweest en heeft hij een gesloten, blanco (venster)envelop in de brievenbus met nummer 9 achtergelaten. De envelop bevatte een brief met een aankondiging van beslag op de inboedel van klaagster.
2.2.4.
Bij brief van 30 november 2015 heeft klaagster gereageerd op voormelde brief van de gerechtsdeurwaarder van 27 november 2015.
2.2.5.
Bij brief van 4 december 2015 heeft de gerechtsdeurwaarder gereageerd op voormelde brief van klaagster van 30 november 2015; hierop heeft klaagster gereageerd bij brief van 9 december 2015.

4.Standpunt van klaagster

Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder - in de kern - het volgende:
de brieven van de gerechtsdeurwaarder worden structureel te laat bij haar bezorgd, waarbij een significant verschil bestaat tussen de datering van die brieven en de datum van het poststempel; hierdoor zijn de daarin gestelde betalingstermijnen op het moment van ontvangst nagenoeg verstreken.
de gerechtsdeurwaarder is op 27 november 2015 niet bij haar aan de deur geweest en heeft de brief van 27 november 2015 in de brievenbus van haar buurman achtergelaten. Aangezien de gerechtsdeurwaarder kennis had van de inhoud van voormelde brief, maar deze niettemin in de verkeerde brievenbus heeft gedeponeerd, lijkt sprake te zijn van valsheid in geschrifte.
bij narekening van de door de gerechtsdeurwaarder gedane opgave van de openstaande vordering blijkt een verschil van € 553,- in het voordeel van de gerechtsdeurwaarder, voortvloeiend uit een andersluidende hoofdsom.

5.Standpunt van de gerechtsdeurwaarder

De gerechtsdeurwaarder heeft verweer gevoerd. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder wordt, voor zover relevant, hieronder besproken.

6.Verdere beoordeling

Klachtonderdeel 1
6.1.
De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat de door klaagster aangehaalde voorbeelden van te late postbezorging brieven betreffen die op een vrijdag zijn verzonden en dat daarom redelijkerwijs niet (altijd) verlangd kan worden dat deze de volgende dag worden bezorgd, maar dat die brieven op de dag van datering ter hand zijn gesteld aan zijn postbezorger [X] . Volgens de gerechtsdeurwaarder bezorgt zijn postbezorger de post met dezelfde frequentie als bijvoorbeeld PostNL. De gerechtsdeurwaarder heeft afgezien van de klacht van klaagster nimmer een klacht over te late postbezorging ontvangen.
6.2.
Gelet op dit verweer en mede in aanmerking genomen het feit dat de gerechtsdeurwaarder zijn postbezorger om opheldering heeft verzocht en deze blijkens een e‑mailbericht van 1 februari 2016 aan de gerechtsdeurwaarder heeft meegedeeld geen oorzaak te hebben gevonden voor de door klaagster gestelde te late postbezorging, heeft het hof niet kunnen vaststellen dat de brieven van de gerechtsdeurwaarder structureel te laat worden bezorgd. Het hof is dan ook, evenals de kamer, van oordeel dat tuchtrechtelijk aan de gerechtsdeurwaarder toe te rekenen laakbaar handelen niet kan worden vastgesteld.
Klachtonderdeel 2
6.3.
De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij het pictogram op de deur van de woning aan het adres [straatnaam] 9 te [plaats] aldus heeft geïnterpreteerd dat de woning van klaagster rechts van deze woning zou moeten liggen. Aangezien de gerechtsdeurwaarder aldaar heeft geconstateerd dat er een looppad, afgesloten door een poortje, liep naar een deur alsmede een looppad richting de woning met nummer 11, is hij mede gelet op de oplopende huisnummering ervan uitgegaan dat de toegang tot de woning met nummer 9a was gelegen bij het afgesloten poortje en dat de brievenbus met nummer 9 ook voor 9a was bedoeld. Het komt volgens de gerechtsdeurwaarder in de praktijk veelvuldig voor dat één brievenbus voor verschillende huisnummers is bestemd. Hij heeft dan ook ter plaatse voldoende onderzocht of er een afzonderlijke ingang dan wel brievenbus voor nummer 9a aanwezig was, aldus de gerechtsdeurwaarder.
6.4.
Naar het oordeel van het hof blijkt uit de feitelijke situatie ter plaatse onvoldoende duidelijk dat de brievenbus van huisnummer 9a ergens anders was gelegen. Hierbij neemt het hof in aanmerking dat het looppad richting de voordeur van nummer 9a, aan het begin waarvan zich (kennelijk) de brievenbus met nummer 9a bevindt, op een behoorlijke afstand - zeker tientallen meters - is gelegen van de woning en de brievenbus met nummer 9. De gerechtsdeurwaarder heeft aan de hand van de foto’s duidelijk gemaakt dat hij dit looppad ook niet kon zien vanaf de plaats van de brievenbus met nummer 9. Onder deze omstandigheden acht het hof de keuze om de envelop in de brievenbus met nummer 9 achter te laten niet onbegrijpelijk. Met de kamer is het hof dan ook van oordeel dat in dit geval (hooguit) sprake is van een enkele vergissing of fout. Als een gerechtsdeurwaarder een vergissing begaat of een fout maakt, betekent dit niet zonder meer dat de gerechtsdeurwaarder zich schuldig maakt aan handelen of nalaten dat tuchtrechtelijk laakbaar is. Voor tuchtrechtelijke laakbaarheid zijn bijkomende omstandigheden vereist, zoals wanneer een fout een structureel karakter heeft of wanneer de vergissing of fout klaarblijkelijk het gevolg is van grote onzorgvuldigheden of van handelen tegen beter weten in. Gelet op het voorgaande is het hof van het bestaan van dergelijke bijkomende omstandigheden niet gebleken, te minder nu het recht op privacy van klaagster niet is geschonden, aangezien de brief is achtergelaten in een gesloten blanco envelop. Het hof acht het handelen van de gerechtsdeurwaarder dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar. De beschuldiging dat de gerechtsdeurwaarder valsheid in geschrift heeft gepleegd, verwerpt het hof, aangezien op geen enkele manier is gebleken van opzet aan de zijde van de gerechtsdeurwaarder.
Klachtonderdeel 3
6.5.
De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat in de opgave in zijn brief van 22 oktober 2015 abusievelijk een bedrag van € 553,- niet is opgenomen in de daar vermelde door klaagster verschuldigde hoofdsom. De gerechtsdeurwaarder voert voorts aan dat het in die brief vermelde totaalsaldo wel correct is en dat in eerdere brieven aan klaagster, waaronder een brief van 6 juli 2015, de correcte hoofdsom is opgenomen.
6.6.
Het hof is, evenals de kamer, van oordeel dat het hier gaat om een kennelijke fout. In eerdere aan klaagster gezonden specificaties is de juiste hoofdsom vermeld en het had klaagster daarom duidelijk moeten zijn dat de in de brief van 22 oktober 2015 vermelde hoofdsom een fout betrof. Het hof acht deze fout dan ook niet tuchtrechtelijk laakbaar.
6.7.
Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht, kan buiten beschouwing blijven omdat het niet van belang is voor de beslissing in deze zaak.
6.8.
Het hiervoor overwogene leidt tot de volgende beslissing.

7.Beslissing

Het hof bevestigt de bestreden beslissing.
Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C.W. Rang, L.J. Saarloos en A.W. Jongbloed en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2018 door de rolraadsheer.