ECLI:NL:GHAMS:2018:3228

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2018
Publicatiedatum
5 september 2018
Zaaknummer
23-001601-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van een ambtenaar in functie door spugen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 25 april 2017. De verdachte, geboren in 1994, was aangeklaagd voor belediging van een buitengewoon opsporingsambtenaar tijdens de uitoefening van diens functie, door hem in het gezicht te spugen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, behalve ten aanzien van de opgelegde straf, die werd vernietigd. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 100,00, die bij gebreke van betaling en verhaal vervangen zou worden door 2 dagen hechtenis. De advocaat-generaal had in hoger beroep een hogere geldboete van € 200,00 geëist, met 4 dagen hechtenis bij niet betalen.

Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de persoon en draagkracht van de verdachte. Het hof oordeelde dat de verdachte niet alleen de integriteit van de ambtenaar had aangetast, maar ook diens gezag had ondermijnd. Gezien deze overwegingen heeft het hof de geldboete vastgesteld op € 200,00, met 4 dagen hechtenis bij gebreke van betaling. De beslissing van het hof houdt in dat het vonnis van de rechtbank voor het overige wordt bevestigd, met inachtneming van de nieuwe strafmaat.

De toepasselijke wettelijke voorschriften zijn gebaseerd op artikelen 23, 24, 24c, 36f, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het gerechtshof op 31 augustus 2018, door de meervoudige strafkamer, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001601-17
datum uitspraak: 31 augustus 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 25 april 2017 in de strafzaak onder parketnummer 15-038339-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1994,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 augustus 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit daarom bevestigen, behalve ten aanzien van de straf – in zoverre zal het vonnis worden vernietigd – en met dien verstande dat het hof ervan uitgaat dat de rechtbank aan de bewezenverklaring mede de door de verdachte ter terechtzitting van 11 april 2017 afgelegde verklaring, in het vonnis weergegeven onder het kopje ‘3.3 Redengevende feiten en omstandigheden’, ten grondslag heeft gelegd.

Oplegging van straf

De rechtbank heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 100,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 2 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 200,00, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon en de draagkracht van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het beledigen van een buitengewoon opsporingsambtenaar tijdens de uitoefening van diens functie door hem in zijn gezicht te spugen. Door aldus te handelen heeft de verdachte niet alleen de integriteit van de betrokken ambtenaar aangetast, maar ook inbreuk gemaakt op diens gezag.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van € 200,- passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 23, 24, 24c, 36f, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de straf en doet in zoverre opnieuw recht.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking van 29 februari 2016 onder CJIB-nummer [nummer].
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 200,00 (tweehonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
4 (vier) dagen hechtenis.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J. Piena, mr. P.C. Römer en mr. H.M.J. Quaedvlieg, in tegenwoordigheid van mr. A.S.E. Evelo, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 augustus 2018.
[...]
.