ECLI:NL:GHAMS:2018:3212
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Klacht tegen een gerechtsdeurwaarder met betrekking tot willekeurige beslagpogingen en omzetverhoging
In deze zaak gaat het om een klacht van een klaagster tegen een gerechtsdeurwaarder. Klaagster verwijt de gerechtsdeurwaarder dat hij op willekeurige wijze beslag probeert te leggen, met als doel een omzetverhoging van € 60,- per geval te realiseren. De kamer voor gerechtsdeurwaarders te Amsterdam heeft in een eerdere beslissing op 3 april 2018 de klacht van klaagster gedeeltelijk gegrond verklaard, maar het verzet tegen een eerdere afwijzing van haar klacht als kennelijk ongegrond, werd ongegrond verklaard. Klaagster heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Amsterdam.
Tijdens de behandeling van de zaak op 5 juli 2018 is de gerechtsdeurwaarder vertegenwoordigd door een kantoorgenoot, terwijl klaagster niet is verschenen. Het hof heeft kennisgenomen van de stukken en de feiten zoals vastgesteld door de kamer. De gerechtsdeurwaarder heeft erkend dat de brief die op 19 december 2016 aan klaagster is gestuurd, onjuist was en dat de kosten niet in rekening zijn gebracht. Het hof heeft de gegrondheid van klachtonderdeel 2 bevestigd en de maatregel van waarschuwing opgelegd aan de gerechtsdeurwaarder.
Het hof heeft echter besloten om af te zien van het opleggen van een kostenveroordeling en het vergoeden van het griffierecht door de gerechtsdeurwaarder, omdat het hoger beroep van klaagster niet leidde tot een andere beslissing dan die van de kamer. De beslissing van het hof is op 28 augustus 2018 openbaar uitgesproken.