ECLI:NL:GHAMS:2018:3202

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
3 september 2018
Zaaknummer
23-000732-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal en opzettelijk niet voldoen aan bevel met eerdere veroordeling

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1953, was eerder veroordeeld voor vergelijkbare misdrijven en had een gebiedsverbod gekregen. De tenlastelegging bestond uit drie zaken: zaak A betrof diefstal van een verpakking nootjes uit een winkel, zaak B betrof diefstal van levensmiddelen, en zaak C betrof het opzettelijk niet voldoen aan een gebiedsverbod. Het hof heeft de verdachte schuldig bevonden aan alle tenlastegelegde feiten, waarbij het vonnis van de politierechter werd vernietigd. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal en het overtreden van een gebiedsverbod, wat leidde tot een veroordeling tot een gevangenisstraf van twee weken en een taakstraf van 50 uren. Het hof hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn recente huisvesting in een instroomhuis, en besloot een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen om hem te weerhouden van toekomstige strafbare feiten. De beslissing is gebaseerd op de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000732-18
datum uitspraak: 8 augustus 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 23 februari 2018 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-206898-17 (zaak A) en 13-158924-17 (zaak B) en 13-023508-18 (zaak C) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1953,
BRP-adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
zaak A:
hij op of omstreeks 19 oktober 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit winkelbedrijf [bedrijf] (filiaal [adres 2]) heeft weggenomen een verpakking nootjes (cranberrymix), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
zaak B:
hij op of omstreeks 18 augustus 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer pakken zalm en/of biefstuk en/of kaas, althans een of meer levensmiddelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf] (locatie [adres 3]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
zaak C:
hij op of omstreeks 3 februari 2018 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172/172a van de gemeentewet en/of artikel 2.9 APV, gedaan door of namens de burgemeester van Amsterdam, in elk geval een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht, eerste en/of tweede lid, inhoudende dat hij, verdachte, zich 24 uur na 03 februari 2018 te 01.33 uur niet mocht bevinden in/op overlastgebied 1 Centrum, door, zich op voornoemde datum om 07.00 uur in/op Centraal Station (IJzijde), althans op een openbare weg of plaats gelegen in voornoemd gebied te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden (te weten (een) veroordeling(en) wegens artikel 184 Wetboek van Strafrecht welke onherroepelijk was geworden op 30 juni 2017).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter aangezien de bewezenverklaring zoals opgenomen in de aantekening van het mondeling vonnis van de politierechter de gehele tenlastelegging behelst.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaken A, B en C ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:

zaak A:hij op 19 oktober 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in winkelbedrijf [bedrijf], filiaal [adres 2], heeft weggenomen een zakje nootjes (cranberrymix), toebehorende aan [bedrijf];

zaak B:hij op 18 augustus 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen zalm en biefstuk en kaas toebehorende aan winkelbedrijf [bedrijf], locatie [adres 3];
zaak C:hij op 3 februari 2018 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een bevel, te weten een gebiedsverbod, krachtens een wettelijk voorschrift, te weten artikel 172 van de Gemeentewet en/of artikel 2.9 APV, gedaan namens de burgemeester van Amsterdam, inhoudende dat hij, verdachte, zich 24 uur na 3 februari 2018 te 01.35 uur niet mocht bevinden in overlastgebied 1 Centrum, door zich op voornoemde datum om 07.00 uur in Centraal Station (IJzijde) te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden, te weten een veroordeling wegens artikel 184 Wetboek van Strafrecht welke onherroepelijk was geworden op 30 juni 2017.
Hetgeen in de zaken A, B en C meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaken A, B en C bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak A bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Het in de zaak B bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Het in de zaak C bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen twee jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in de zaken A, B en C bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken, met een proeftijd van 2 jaren, en een taakstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis.
De raadsvrouw heeft het hof verzocht een werkstraf op te leggen en een eventueel voorwaardelijke gevangenisstraf te matigen tot maximaal twee weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich tweemaal schuldig gemaakt aan winkeldiefstal bij [bedrijf]. Winkeldiefstal is een ernstig en hinderlijk feit, waarvan vooral winkeliers veel overlast en schade ondervinden. Daarnaast heeft hij een namens de Burgemeester van Amsterdam opgelegd gebiedsverbod overtreden. Dergelijke verboden hebben tot doel het verstoren van de openbare orde en overlast aan bewoners, bedrijven en toeristen binnen een bepaald gebied tegen te gaan en worden daartoe vanwege het bevoegd gezag gegeven. Door een dergelijk verbod te negeren, heeft de verdachte er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan zo’n van overheidswege jegens hem uitgevaardigde maatregel. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 juli 2018 waren nog geen twee jaren verlopen sedert een eerdere veroordeling voor overtreding van een gebiedsverbod onherroepelijk geworden was. De verdachte is ook eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van winkeldiefstallen. Het hof weegt dit in het nadeel van de verdachte mee.
Het hof houdt in het voordeel van de verdachte rekening met zijn persoonlijke omstandigheden zoals deze ter terechtzitting door de raadsvrouw naar voren zijn gebracht en die het volgende inhouden. De verdachte heeft sinds kort een eigen woonplek in een instroomhuis via HVO Querido en is dus niet meer dakloos. Het is de bedoeling dat hij doorstroomt naar begeleid wonen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf herbergt het risico dat de verdachte zijn plek in het instroomhuis kwijtraakt. De verdachte is gemotiveerd een taakstraf te vervullen. Nu de verdachte een vast adres heeft, is het ook mogelijk hem daarvoor in aanmerking te laten komen.
Het hof ziet in het voorgaande aanleiding de verdachte een taakstraf op te leggen, maar vindt het daarnaast gebonden, als stok achter de deur, een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen teneinde de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen.
Het hof acht, alles afwegende, rekening houdend met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 63, 184 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaken A, B en C tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaken A, B en C bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
50 (vijftig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
25 (vijfentwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. R. Kuiper en mr. M.B. de Wit, in tegenwoordigheid van
mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
8 augustus 2018.
Mr. R. Kuiper en mr. M.B. de Wit zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.