ECLI:NL:GHAMS:2018:3201

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2018
Publicatiedatum
3 september 2018
Zaaknummer
23-003129-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal van chocolade met oog op ISD-maatregel

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1970 en thans gedetineerd in PI Flevoland, was beschuldigd van diefstal van drie repen chocolade op 27 juni 2017 te Amsterdam. De tenlastelegging hield in dat de verdachte met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening de chocolade had weggenomen, terwijl er nog geen vijf jaren waren verstreken sinds een eerdere veroordeling voor een soortgelijk misdrijf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en kwam tot een andere bewezenverklaring. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de diefstal had gepleegd, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten. De verdachte was eerder veroordeeld tot een ISD-maatregel, die hij momenteel ondergaat. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, wat aanzienlijke overlast voor winkeliers met zich meebrengt. Gezien de reeds opgelegde ISD-maatregel en de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, heeft het hof besloten om de gevangenisstraf te beperken tot 17 dagen, gelijk aan de tijd in voorarrest. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 43a, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003129-17
datum uitspraak: 25 juli 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 22 augustus 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-702059-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1970,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 25 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 27 juni 2017 te Amsterdam, althans in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 3, althans een of meer repen chocolade, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf] (filiaal [adres 2]), in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte/schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf welke in kracht van gewijsde was gegaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een enigszins andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 juni 2017 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 3 repen chocolade toebehorende aan [bedrijf], filiaal [adres 2], zulks terwijl tijdens het plegen van voornoemd misdrijf nog geen vijf jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van de verdachte tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde was gegaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal, terwijl nog geen vijf jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige tot gevangenisstraf wegens een daaraan soortgelijk misdrijf in kracht van gewijsde is gegaan.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezenverklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier weken, met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 17 dagen, met aftrek van voorarrest.
De raadsman van de verdachte heeft verzocht, mede gelet op de inmiddels aan de verdachte (onherroepelijk) opgelegde ISD-maatregel, te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf van 17 dagen, gelijk aan het voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal bij de [bedrijf]. Winkeldiefstal is een ernstig en hinderlijk feit, waarvan winkeliers veel overlast en schade ondervinden.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 16 juli 2018 is aan de verdachte voor een soortgelijk feit, bij onherroepelijk vonnis van de rechtbank Amsterdam van 24 januari 2018, de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) voor de duur van twee jaren opgelegd. De verdachte ondergaat thans die maatregel. Het hof acht het, gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en in het licht van het belang van de verdachte én van de samenleving, onwenselijk dat de verdachte na afronding van zijn ISD-traject nog geconfronteerd wordt met een strafrechtelijke sanctie wegens het onderhavige feit. Het hof zal daarom volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf waarvan de duur gelijk is aan die van het voorarrest.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 43a, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
17 (zeventien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. van Woensel, mr. R. Kuiper en mr. M.B. de Wit, in tegenwoordigheid van
mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 juli 2018.
Mr. R. Kuiper en mr. M.B. de Wit zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.