ECLI:NL:GHAMS:2018:3188

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
5 februari 2018
Publicatiedatum
3 september 2018
Zaaknummer
23-002014-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor rijden zonder rijbewijs en afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar. De verdachte was eerder veroordeeld voor het rijden zonder rijbewijs en had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 29 mei 2017. De tenlastelegging betrof het rijden op 30 januari 2017 te Wognum zonder dat aan de verdachte een rijbewijs was afgegeven. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft het vonnis van de kantonrechter vernietigd. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten.

De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had inmiddels zijn rijbewijs behaald en was werkzaam als bijrijder. Het hof heeft besloten om een taakstraf op te leggen in plaats van hechtenis, en heeft de vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen afgewezen, omdat niet was vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van deze veroordelingen. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en 40 dagen hechtenis, indien de taakstraf niet naar behoren wordt verricht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002014-17
datum uitspraak: 5 februari 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 29 mei 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 96-037057-17, 96-031579-16 (TUL) en 96-033516-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 22 januari 2018.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij, op of omstreeks 30 januari 2017 te Wognum, gemeente Medemblik als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de [adres 2], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 395a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 30 januari 2017 te Wognum, gemeente Medemblik als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de [adres 2], zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 107, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De kantonrechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een hechtenis voor de duur van vier weken.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft op de openbare weg een personenauto bestuurd, terwijl hij niet in het bezit was van een daarvoor vereist rijbewijs. Daarmee heeft de verdachte een onverantwoord risico genomen, omdat hij als niet-gekwalificeerde verkeersdeelnemer het overige verkeer in gevaar had kunnen brengen en hij bij het veroorzaken van een ongeval niet verzekerd was geweest.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 10 januari 2018 is hij eerder ter zake van rijden zonder rijbewijs onherroepelijk veroordeeld. Dit weegt in zijn nadeel. Een straf zoals opgelegd door de kantonrechter is tegen deze achtergrond naar het oordeel van het hof zeer wel voorstelbaar.
Het hof weegt in het voordeel van verdachte echter mee dat ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat, na het aan het licht komen van het bewezen strafbare feit, zijn persoonlijke omstandigheden zich zodanig hebben gewijzigd dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het leven van de verdachte een positieve wending heeft gekregen. De verdachte heeft inmiddels zijn rijbewijs behaald, heeft werk gevonden als bijrijder op een vrachtwagen bij een transportbedrijf en is momenteel bezig met het behalen van zijn groot rijbewijs. Het hof ziet in het voorgaande redenen om de strafmodaliteit aan te passen en een taakstraf op te leggen.
Alle omstandigheden in aanmerking genomen, acht het hof een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 107 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vorderingen tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de eerder bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 4 juli 2016 onder parketnummer
96-031579-16 opgelegde voorwaardelijke hechtenis voor de duur van één week, met een proeftijd van twee jaren. De kantonrechter heeft de vordering bij vonnis waarvan beroep toegewezen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Het openbaar ministerie heeft voorts de tenuitvoerlegging gevorderd van de eerder bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 15 augustus 2016 onder parketnummer 96-033516-16 opgelegde voorwaardelijke hechtenis voor de duur van één week, met een proeftijd van twee jaren. De kantonrechter heeft de vordering bij vonnis waarvan beroep toegewezen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep de toewijzing van de beide voornoemde vorderingen tot tenuitvoerlegging gevorderd.
Het hof overweegt als volgt. De verdachte is op respectievelijk 4 juli 2016 en 15 augustus 2016 veroordeeld. Uit de voorliggende stukken blijkt dat beide vonnissen bij verstek zijn gewezen. Niet is gebleken dat de verdachte op grond van één van de situaties als bedoeld in artikel 366, tweede lid, Wetboek van Strafvordering (Sv) bekend moet worden verondersteld met de aan die veroordelingen ten grondslag liggende terechtzittingen. Evenmin is gebleken dat de mededelingen inhoudende de voorwaardelijk opgelegde straf overeenkomstig artikel 366a, derde lid, Sv aan de verdachte in persoon zijn betekend. Nu ook overigens niet buiten kijf is komen te staan dat de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde op de hoogte was van de in de zaken met de parketnummers 96-031579-16 en
96-033516-16 opgelegde voorwaardelijke veroordelingen, zullen de vorderingen worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Vernietigt de eerder uitgevaardigde strafbeschikking d.d. 27 augustus 2015 onder CJIB nummer [nummer].
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 20 maart 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, van 4 juli 2016, onder parketnummer 96-031579-16, voorwaardelijk opgelegde hechtenis voor de duur van één (1) week met proeftijd van twee (2) jaren.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Holland van 20 maart 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam van 15 augustus 2016, parketnummer 96-033516-16, voorwaardelijk opgelegde hechtenis voor de duur van één (1) week met proeftijd van twee (2) jaren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. G. Oldekamp en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van mr. S. Pesch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 5 februari 2018.
Mr. S. Bek is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.