ECLI:NL:GHAMS:2018:3164

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 juni 2018
Publicatiedatum
31 augustus 2018
Zaaknummer
23-003379-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belediging van ambtenaren tijdens de rechtmatige uitoefening van hun functie

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1976, werd beschuldigd van het beledigen van ambtenaren, te weten een hoofdagent en een brigadier van politie, tijdens de rechtmatige uitoefening van hun functie op 14 juli 2017 in Amsterdam. De verdachte had hen de woorden "Jullie zijn racisten" toegeroepen, wat als belediging werd gekwalificeerd. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere beslissing kwam dan de eerste rechter. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastelegging had begaan, maar sprak hem vrij van andere tenlastegelegde feiten.

Bij de beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte kwam het hof tot de conclusie dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. Echter, het hof besloot geen straf of maatregel op te leggen, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het feit dat hij inzag dat zijn handelen verkeerd was. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, maar het hof vond het niet opportuun om opnieuw een straf op te leggen, gezien de reeds opgelegde straffen.

Daarnaast werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf afgewezen. Het hof heeft de vordering van het openbaar ministerie, die strekte tot tenuitvoerlegging van de werkstraf, afgewezen en deed recht zoals hierboven vermeld.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003379-17
Datum uitspraak: 11 juni 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 26 september 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13-131447-17 en 13-166249-15 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1976,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 28 mei 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 juli 2017 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk een of meer ambtenaren,te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (respectievelijk) hoofdagent en/of brigadier van politie, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, te weten noodhulpdienst, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hen de woorden toe te voegen: "Jullie zijn racisten", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de politierechter.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 14 juli 2017 te Amsterdam, opzettelijk ambtenaren, te weten [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (respectievelijk) hoofdagent en brigadier van politie, gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te weten noodhulpdienst, in hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door aan hen de woorden toe te voegen: "Jullie zijn racisten".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan het openbaar gezag.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Geen straf of maatregel

Het hof heeft in hoger beroep bij de beoordeling of en zo ja een straf of maatregel opgelegd dient te worden het volgende in beschouwing genomen.
De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 750 subsidiair 15 dagen.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 750 voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
In verband met de persoon van de verdachte en diens persoonlijke omstandigheden, waarbij het hof ook acht heeft geslagen op het feit dat de verdachte heeft ingezien dat zijn handelen verkeerd was, acht het hof het raadzaam te bepalen dat geen straf of maatregel aan de verdachte wordt opgelegd, nu strafoplegging voor het bewezen verklaarde feit geen redelijk doel meer dient. Het hof overweegt daarbij dat de verdachte op 14 juli 2017 meerdere strafbare feiten heeft gepleegd waarvoor hij al eerder is veroordeeld. Gelet op de toen opgelegde straffen acht het hof het niet opportuun om de verdachte nogmaals een straf of maatregel op te leggen.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 november 2015, onder parketnummer 13-166249-15, opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren subsidiair 20 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op grond van hetgeen omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is gebleken, zoals hierboven overwogen, zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het bewezen verklaarde
geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Wijst afde vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van
5 september 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 2 november 2015, onder parketnummer 13-166249-15, voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 40 uren.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G. Oldekamp, mr. M. Lolkema en mr. R. Kuiper, in tegenwoordigheid van mr. C. Schenker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 juni 2018.