ECLI:NL:GHAMS:2018:3132
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van een geschil tussen ouders
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige, [de minderjarige], die in 2012 is geboren uit de relatie tussen de moeder en de vader. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [de minderjarige], die bij de moeder woont. De rechtbank Noord-Holland had op 22 december 2017 de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van 12 maanden toegewezen op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder is tegen deze beschikking in hoger beroep gegaan.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 juli 2018 zijn de moeder, de vader, de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming verschenen. De moeder heeft gegriefd tegen de beschikking van de rechtbank en stelt dat de wettelijke gronden voor ondertoezichtstelling niet zijn voldaan. De Raad voor de Kinderbescherming heeft in zijn rapport van 18 juni 2018 aangegeven dat er sprake is van een bedreigde ontwikkeling van [de minderjarige], onder andere door opstandig gedrag na omgangsweekenden bij de vader en de onmogelijkheid van de ouders om overeenstemming te bereiken over de omgangsregeling.
Het hof heeft echter geoordeeld dat de bedreigingen voor de ontwikkeling van [de minderjarige] niet zodanig ernstig zijn dat deze een ondertoezichtstelling rechtvaardigen. Het hof heeft vastgesteld dat [de minderjarige] zich over het algemeen goed ontwikkelt en dat de zorgen van de Raad te algemeen zijn om een ernstige ontwikkelingsbedreiging aan te nemen. Het hof heeft de bestreden beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de Raad tot ondertoezichtstelling afgewezen, waarbij het belang van de hulpverlening voor de ouders en [de minderjarige] werd benadrukt.