Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
‘cedeert alle (toekomstige) Vorderingen zoals gedefinieerd in de Factoringovereenkomst zoals deze onder andere blijken uit de relevante verwerkingsverslagen, betalingsspecificaties en periodieke meldingen, welke cessie Famed hierbij aanvaardt.’Beldent heeft de gegevens die betrekking hebben op de in de akte bedoelde vorderingen en de debiteuren daarvan, van tijd tot tijd digitaal aan Famed aangeleverd door middel van debiteurenlijsten waarin die gegevens in gestandaardiseerde vorm zijn vermeld. Dit heeft zij ook gedaan met betrekking tot haar vorderingen op [appellant] tot betaling voor de onder 3.1 genoemde tandheelkundige behandelingen.
– als bedoeld in artikel 3:84, derde lid, BW – de erin genoemde vorderingen, of in ieder geval de vorderingen van Beldent op [appellant] waar het in dit geding om gaat, in het vermogen van Famed te doen vallen. Anders dan [appellant] kennelijk wil betogen, brengt het feit dat de hiervoor genoemde akte voorziet in de teruglevering (‘retrocessie’) door Famed aan Beldent van overgedragen vorderingen die niet voldoen aan bepaalde, in de akte nader aangeduide, vereisten en het feit dat de betaling voor een vordering bij teruglevering daarvan wordt teruggedraaid, niet mee dat de factoringovereenkomst niet werkelijk ertoe strekt de erin genoemde vorderingen in het vermogen van Famed te doen vallen. Integendeel, de mogelijkheid van teruglevering veronderstelt juist dat een vermogensovergang heeft plaatsgevonden, terwijl uit niets blijkt dat Beldent en Famed daarbij iets anders voor ogen heeft gestaan. Ten slotte gaat de stelling van [appellant] dat in wezen sprake is van kredietverschaffing door Famed aan Beldent, voorbij aan de uitdrukkelijk overeengekomen verkoop en overdracht van vorderingen en overgang van debiteurenrisico, die alle wijzen op daadwerkelijke overdracht van de betrokken vorderingen aan Famed, ongeacht de mogelijke teruglevering daarvan op een later tijdstip.