ECLI:NL:GHAMS:2018:3099

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 augustus 2018
Publicatiedatum
28 augustus 2018
Zaaknummer
23-000199-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkoop van cocaïne in een park met bewijsvoering op basis van ambtseed

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1971, was beschuldigd van het opzettelijk verkopen van een bolletje cocaïne op 21 juni 2016 in Amsterdam. Het hof heeft het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt door een verbalisant, als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de verdediging die stelde dat de bewijsmiddelen onvoldoende zekerheid boden. Het hof oordeelde dat de verbalisant voldoende zicht had op de situatie en dat de bevindingen concreet en specifiek waren. De verdachte werd schuldig bevonden aan het ten laste gelegde feit, terwijl andere beschuldigingen niet bewezen konden worden. De politierechter had eerder een gevangenisstraf van 1 week opgelegd, welke door het hof werd bevestigd. Het hof benadrukte de ernst van de handel in cocaïne, vooral in een openbare ruimte zoals een park, en de negatieve impact daarvan op de gemeenschap. De verdachte had eerder soortgelijke veroordelingen, wat ook in zijn nadeel werd meegewogen. De op te leggen straf was gebaseerd op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000199-18
datum uitspraak: 27 augustus 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 december 2017 in de strafzaak onder parketnummer 13-128537-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1971,
adres volgens eigen opgave: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 13 augustus 2018.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 juni 2016 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer een bolletje met cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de bewijsmiddelen niet voldoende zekerheid bieden dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde. De verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd wat hij heeft gezien, maar dat kan berusten op een misverstand. De verbalisant stond immers op afstand en bij de verdachte zijn geen drugs en geen geld aangetroffen.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
Anders dan, naar het hof begrijpt, de raadsman acht het hof het door [verbalisant] op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van 21 juni 2016 bruikbaar bij de beoordeling van het ten laste gelegde. De daarin gerelateerde bevindingen zijn concreet en specifiek. Het hof heeft in hetgeen is aangevoerd noch overigens reden eraan te twijfelen dat de verbalisant heeft kunnen zien wat hij stelt te hebben waargenomen, noch het voornoemde proces-verbaal anderszins niet betrouwbaar te achten.
Uitgaande van de juistheid van dit proces-verbaal in samenhang met de verklaring van [naam] acht het hof het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte een bolletje cocaïne heeft verkocht aan die [naam]. Dat bij de verdachte geen drugs en geen geld zijn aangetroffen doet daaraan niet af.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 juni 2016 te Amsterdam opzettelijk heeft verkocht een bolletje met cocaïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 week.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan handel in cocaïne. Cocaïne is een voor de volksgezondheid schadelijke stof. De verspreiding en handel in dergelijke harddrugs gaan gepaard met vele andere vormen van criminaliteit, waaronder de door gebruikers gepleegde strafbare feiten ter financiering van hun behoefte aan deze stoffen. De verdachte heeft in het openbaar, op een picknicktafel in een park, gehandeld in verdovende middelen. Een park is een omgeving die ter ontspanning wordt bezocht en waar kinderen spelen. Door aldus te handelen kunnen gevoelens van onveiligheid bij bezoekers van het park worden opgewekt en kan de rust worden verstoord op een plek waar mensen zich veilig moeten kunnen voelen. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 27 juli 2018 is hij eerder ter zake van soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. M. Lolkema en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van R.L. Vermeulen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 augustus 2018.
mr. Lolkema is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[.......]
.