In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor openlijke geweldpleging en diefstal met bedreiging en afpersing. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de openlijke geweldpleging, omdat niet bewezen kon worden dat hij het ten laste gelegde feit had gepleegd. De advocaat-generaal had vrijspraak bepleit, en het hof volgde dit advies.
Met betrekking tot de diefstal met bedreiging en afpersing, die plaatsvond op 26 september 2014 in Alkmaar, oordeelde het hof dat de verdachte wel degelijk schuldig was aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte had samen met een mededader een horloge weggenomen van het slachtoffer, waarbij geweld en bedreiging met geweld waren gebruikt. Het hof oordeelde dat de verdachte een actieve rol had gespeeld in de diefstal en dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking met de mededader.
De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 180 uren. In hoger beroep werd de straf aangepast. Het hof legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van één jaar, en een taakstraf van 80 uren. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het in zaak A ten laste gelegde.