ECLI:NL:GHAMS:2018:3084

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2018
Publicatiedatum
27 augustus 2018
Zaaknummer
23-004183-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak openlijke geweldpleging en veroordeling voor diefstal met bedreiging en afpersing

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld voor openlijke geweldpleging en diefstal met bedreiging en afpersing. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de openlijke geweldpleging, omdat niet bewezen kon worden dat hij het ten laste gelegde feit had gepleegd. De advocaat-generaal had vrijspraak bepleit, en het hof volgde dit advies.

Met betrekking tot de diefstal met bedreiging en afpersing, die plaatsvond op 26 september 2014 in Alkmaar, oordeelde het hof dat de verdachte wel degelijk schuldig was aan de ten laste gelegde feiten. De verdachte had samen met een mededader een horloge weggenomen van het slachtoffer, waarbij geweld en bedreiging met geweld waren gebruikt. Het hof oordeelde dat de verdachte een actieve rol had gespeeld in de diefstal en dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking met de mededader.

De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden en een taakstraf van 180 uren. In hoger beroep werd de straf aangepast. Het hof legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van één jaar, en een taakstraf van 80 uren. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan het in zaak A ten laste gelegde.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004183-16
datum uitspraak: 31 juli 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 27 oktober 2016 in de gevoegde strafzaken onder de parketnummers 15-700186-15 en 15-800503-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
17 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Namens de verdachte is hoger beroep ingesteld tegen voormeld vonnis.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen de verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zaak A (parketnummer 15-700186-15):hij op of omstreeks 09 augustus 2014 te Alkmaar met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, het park Oosterhout, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1], welk geweld bestond uit
- het hardhandig in de rug duwen van die [slachtoffer 1] en/of
- het meermalen stompen/slaan tegen het hoofd van die [slachtoffer 1] en/of
- het meermalen schoppen/trappen en/of stompen/slaan tegen het lichaam en/of de benen van die [slachtoffer 1];
zaak B (parketnummer 15-800503-14):hij op of omstreeks 26 september 2014 te Alkmaar, op de openbare weg, Doelenveld, althans op een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader die [slachtoffer 2] heeft/hebben vastgepakt en/of geduwd en/of heeft/hebben belet weg te lopen en/of heeft/hebben gezegd: "Als je het niet geeft, dan heb je tien seconden" en/of "Geef het nou maar, we laten je niet eerder weggaan voordat ik het heb" en/of "Als je nou die vijf euro geeft, dan krijg je je pasjes terug", althans (telkens) woorden van gelijke aard of strekking en/of in de broekzak(ken) van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gevoeld.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak van het in zaak A ten laste gelegde

De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het in zaak A ten laste gelegde.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van het in zaak A ten laste gelegde.
Het hof heeft niet de overtuiging bekomen dat de verdachte het in zaak A ten laste gelegde heeft begaan, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bespreking bewijsverweer zaak B

Met betrekking tot het in zaak B ten laste gelegde heeft de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit van de gekwalificeerde diefstal en afpersing. Hij heeft daartoe – kort gezegd – het volgende aangevoerd. Uit het dossier blijkt niet dat de verdachte zich heeft bezig gehouden met geweld of met bedreiging daarmee. Uit het dossier blijkt evenmin dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1]. Er was geen vooropgezet plan om [slachtoffer 2] te beroven en/of af te persen. De verdachte heeft zich slechts schuldig gemaakt aan het gronddelict diefstal, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt.
Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1]. Redengevend hiervoor is het volgende.
De verdachte wist wat [medeverdachte 1] van plan was op het moment dat zij naar [slachtoffer 2] toe liepen en heeft zich daarvan niet gedistantieerd, maar daaraan juist een bijdrage geleverd. De verdachte heeft niet alleen de mogelijkheid benut om het horloge van de pols van [slachtoffer 2] te grissen toen deze door [medeverdachte 1] over het bankje werd geduwd, maar heeft ook uitvoeringshandelingen verricht door in de broekzak van [slachtoffer 2] te voelen. Anders dan de raadsman acht het hof dit laatste bewezen op grond van de aangifte en de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2], die heeft verklaard: “ze zaten in zijn zakken te graaien”.
Gelet hierop is het hof van oordeel dat de bijdrage van de verdachte aan het medeplegen van de diefstal met geweld en de afpersing van voldoende gewicht is geweest om de verdachte als medepleger aan te merken.
Het verweer wordt derhalve verworpen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het zaak B ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak B (parketnummer 15-800503-14):
hij op 26 september 2014 te Alkmaar, op de openbare weg, Doelenveld, tezamen en in vereniging met een ander,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken,
en
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan die [slachtoffer 2],
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en zijn mededader die [slachtoffer 2] hebben vastgepakt en geduwd en hebben belet weg te lopen en hebben gezegd: "Als je het niet geeft, dan heb je tien seconden" en "Geef het nou maar, we laten je niet eerder weggaan voordat ik het heb" en "Als je nou die vijf euro geeft, dan krijg je je pasjes terug", en in de broekzakken van die [slachtoffer 2] hebben gevoeld.
Hetgeen in zaak B meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het in zaak B bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in zaak B bewezen verklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, door twee of meer verenigde personen
en
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg, door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het in zaak B bewezen verklaarde uitsluit, zodat hij strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg in zaak A en zaak B bewezen verklaarde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het in zaak B ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van
2 jaren en een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
De raadsman heeft bepleit bij de oplegging van een straf in matigende zin rekening te houden met de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde, het feit dat hij niet eerder is veroordeeld en het positieve “Afloopbericht toezicht” van Reclassering Nederland van 14 maart 2016. Daarnaast kan de thuissituatie van de verdachte als positief bestempeld worden. Hij heeft een relatie waaruit enkele weken geleden een zoon is geboren en heeft een klusbedrijf. De raadsman heeft verzocht de verdachte een taakstraf of een geldboete op te leggen, maar geen voorwaardelijke (gevangenis)straf.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met een ander, op de openbare weg, schuldig gemaakt aan diefstal met geweld en afpersing van een bekende. Dit moet voor het slachtoffer een bedreigende situatie zijn geweest. De verdachte en zijn mededader hebben daarbij een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangever en diens gevoel van veiligheid aangetast. Daarnaast veroorzaken dit soort feiten in de samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 juli 2018 is hij niet eerder onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn voordeel weegt.
Het hof heeft kennis genomen van het “Afloopbericht toezicht” van Reclassering Nederland van
16 maart 2016, waaruit naar voren komt dat de verdachte zich na zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis op 29 september 2014 ruim 16 maanden aan alle bijzondere voorwaarden heeft gehouden. Omdat alle doelen bereikt waren, is dat toezicht voortijdig positief beëindigd.
Uit hetgeen de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard komt naar voren dat de positieve ontwikkelingen die de reclassering heeft beschreven, naar het zich laat aanzien, zijn voortgezet. De verdachte heeft een relatie, heeft sinds enkele weken een zoontje en heeft een eigen klusbedrijf. De verdachte lijkt gemotiveerd te zijn een delictvrij bestaan op te bouwen.
Gelet op de aard en de ernst van het feit kan niet worden volstaan met louter een taakstraf. Het hof zal de verdachte daarom veroordelen tot een onvoorwaardelijke taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf. De voorwaardelijke gevangenisstraf dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst schuldig te maken aan een strafbaar feit.
Gelet op het voorgaande en rekening houdend met het tijdsverloop in deze zaak, de jeugdige leeftijd van de verdachte ten tijde van het bewezen verklaarde en het destijds blanco strafblad van de verdachte, acht het hof, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 1 jaar en een taakstraf voor de duur van 80 uren, passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] (zaak A)

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding ten bedrage van € 7.126,71. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 3.592,03. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep niet opnieuw gevoegd. Het hof heeft in hoger beroep te oordelen over de gevorderde schadevergoeding voor zover deze in eerste aanleg is toegewezen.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het in zaak A ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 15-700186-15 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer
15-800503-14 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 15-800503-14 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. W.M.C. Tilleman en mr. A.E. Kleene-Krom, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 31 juli 2018.
[...]