In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1983 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was in eerste aanleg veroordeeld voor winkeldiefstal op 30 augustus 2017, waarbij hij etenswaren ter waarde van circa 25,97 euro had weggenomen uit een winkel. De verdachte had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter, die hem een gevangenisstraf van 16 dagen had opgelegd met aftrek van voorarrest.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 26 april 2018 heeft de raadsman van de verdachte aangevoerd dat er sprake zou zijn van een persoonsverwisseling en dat de verdachte onschuldig was. Het hof heeft dit verweer echter verworpen, omdat er geen bewijs was voor de stelling van de raadsman. Het hof oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de diefstal, en dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. De verdachte werd opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 16 dagen, waarbij rekening werd gehouden met zijn recidive en de ernst van het feit. Het hof heeft de op te leggen straf gegrond op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze golden ten tijde van het bewezen verklaarde. De tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zal in mindering worden gebracht op de opgelegde straf.