ECLI:NL:GHAMS:2018:3078

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
27 augustus 2018
Zaaknummer
23-002903-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1997, was beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van cocaïne en heroïne op 26 maart 2017 in Hoofddorp. De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 weken, waarvan 8 weken voorwaardelijk. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de verdachte en zijn raadsman. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk 3,38 gram cocaïne en 0,38 gram heroïne aanwezig had. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 weken, zonder voorwaardelijke straf, gezien de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. Daarnaast heeft het hof de tenuitvoerlegging gelast van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen, omdat de verdachte zich niet aan de voorwaarden had gehouden. Het hof heeft ook beslist dat een in beslag genomen geldbedrag van € 510,00 verbeurd verklaard dient te worden, omdat dit bedrag vermoedelijk afkomstig is van de strafbare feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002903-17
datum uitspraak: 9 mei 2018
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 4 augustus 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 15-096769-17, 13-684637-15 (TUL) en 13-225718-16 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
26 april 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 maart 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 3,38 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of ongeveer 0.38 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de politierechter.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 maart 2017 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer opzettelijk aanwezig heeft gehad 3,38 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 0.38 gram van een materiaal bevattende heroïne.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

Bewijsmiddelen

Het hof acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen en grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de navolgende bewijsmiddelen zijn vervat.
Aangezien de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit, zal op de voet van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering worden volstaan met de navolgende opgave van de bewijsmiddelen:
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2017061807-2 van 26 maart 2017, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 1] (doorgenummerde pagina’s 6-8), inhoudende de verrichtingen en bevindingen van de verbalisant;
Een proces-verbaal van bevindingen (onderzoek verdovende middelen) met nummer PL1100-2017061807-13 van 27 maart 2017, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaren [verbalisant 2] en [verbalisant 3] (doorgenummerde pagina’s 27-29), inhoudende de verrichtingen en bevindingen van de verbalisanten;
Een geschrift, te weten een rapport met opschrift “Identificatie van veelvoorkomende drugs”, zaaknummer 2017.05.16.214 (aanvraag 001), van het Nederlands Forensisch Instituut van 23 mei 2017, opgemaakt door ing. [naam] (doorgenummerde pagina’s 30-31);
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1100-2017061807-17 van 28 maart 2017, opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant 4] (doorgenummerde pagina’s 38-39), inhoudende de verrichtingen en bevindingen van de verbalisant;
De bekennende verklaring van de verdachte op de terechtzitting in eerste aanleg op
4 augustus 2017.
Voor zover de hiervoor vermelde bewijsmiddelen geschriften betreffen als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, zijn deze telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken met aftrek van het voorarrest waarvan 8 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van het voorarrest waarvan 179 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis.
De raadsman heeft bepleit rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en hem een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden en een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis op te leggen. Indien de verdachte gedetineerd raakt, zal hij zijn uitkering en zijn woning kwijtraken en zal zijn huurschuld oplopen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een (dealer)hoeveelheid cocaïne en heroïne. Cocaïne en heroïne zijn voor de gezondheid van gebruikers daarvan zeer schadelijke stoffen. De handel in harddrugs en als afgeleide het gebruik ervan, zijn een ernstige bedreiging van de volksgezondheid. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het criminele circuit waarin deze harddrugs rouleren. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 april 2018 is hij meermalen ter zake van soortgelijke zaken onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt. Daarnaast liep de verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit in twee proeftijden.
Het hof heeft kennis genomen van het “Advies aan opdrachtgever toezicht, tenuitvoerlegging voorwaardelijke staf” van 28 juni 2017 van Reclassering Nederland. Uit dit advies is naar voren gekomen dat, hoewel door de reclassering rekening is gehouden met de beperkingen van de verdachte, bij de verdachte ook sprake is van onwil met betrekking tot het naleven van voorwaarden. Een minimale inspanning dan wel motivatie is volgens de reclassering echter een vereiste om de trajecten te doen slagen. Door de reclassering is in voornoemd advies geconcludeerd dat de verdachte onvoldoende heeft meegewerkt aan de voorwaarden.
Gelet op het voorgaande ziet het hof geen grond de verdachte een voorwaardelijke (gevangenis)straf op te leggen. Aan de verdachte zijn in het verleden meermalen voorwaardelijke straffen opgelegd die hem er blijkbaar niet van hebben weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Het hof is van mening dat de verdachte inmiddels tal van kansen heeft gehad. Voort acht het hof het zorgelijk dat de verdachte al op zo’n jonge leeftijd verzeild is geraakt in een crimineel bestaan. Met een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan daarom, mede gelet op de ernst van het feit en de recidive van de verdachte, niet worden volstaan. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van 4 weken passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 33 en 33a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging (13-684637-15)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 5 februari 2016 opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van
100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging zal worden toegewezen.
De raadsman heeft erop gewezen dat de tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 100 uren al is bevolen en die werkstraf ook al door de verdachte is voldaan.
De raadsman refereert zich aan het oordeel van het hof.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.
Het hof is niet gebleken dat die werkstraf voor de duur van 100 uren reeds door de verdachte is uitgevoerd.

Vordering tenuitvoerlegging (13-225718-16)

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 februari 2017 opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van
20 uren, subsidiair 10 dagen hechtenis. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering tot tenuitvoerlegging zal worden toegewezen.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Beslissing omtrent beslag

Het hof is van oordeel dat het onder de verdachte inbeslaggenomen niet teruggegeven voorwerp, te weten een geldbedrag van € 510,00 verbeurd dient te worden verklaard, omdat het aan de verdachte toebehoort en het hof het aannemelijk acht dat het geheel of grotendeels door middel van of uit de baten van het strafbare feit zijn verkregen. Dat een deel van het aangetroffen bedrag – te weten € 395,00 dan wel
€ 400,00 – afkomstig is van het bedrag dat door de moeder van de verdachte aan hem zou zijn gegeven voor de reparatie van een auto is niet aannemelijk geworden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdhet in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
geldbedrag ter waarde van € 510,00 (735803).
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Amsterdam van 5 februari 2016, parketnummer 13-684637-15, te weten van:
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
50 (vijftig) dagenjeugddetentie.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 februari 2017, parketnummer 13-225718-16, te weten van:
taakstrafvoor de duur van
20 (twintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.M. van der Nat, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 mei 2018.
mr. M.F.J.M. de Werd en mr. M.L. Leenaers zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]