ECLI:NL:GHAMS:2018:3077

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
27 augustus 2018
Zaaknummer
23-001651-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in hoger beroep inzake winkeldiefstal met uitgewerkte bewijsmiddelen

Dit arrest is gewezen door het gerechtshof Amsterdam op 9 mei 2018 in de zaak van een verdachte die in hoger beroep ging tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De oorspronkelijke uitspraak betrof een winkeldiefstal die plaatsvond op 12 april 2017. De verdachte, geboren in 1991, werd beschuldigd van het stelen van een fles Martini Bianco ter waarde van €5,99 uit een winkel. Tijdens de zitting in hoger beroep op 26 april 2018 heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, die vroeg om bevestiging van het vonnis van de politierechter. Het hof heeft de bewijsmiddelen, waaronder een aangifteformulier en camerabeelden, uitvoerig besproken en bevestigd dat deze voldoende bewijs leveren voor de winkeldiefstal. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, met de toevoeging dat de bewijsmiddelen verder zijn uitgewerkt. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-001651-17
datum uitspraak: 9 mei 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 21 april 2017 in de strafzaak onder parketnummer
13-701613-17 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
[adres 1]
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
26 april 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.

Vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich met het vonnis waarvan beroep en zal dit derhalve bevestigen met dien verstande dat het hof de bewijsmiddelen uitwerkt.

Bewijsmiddelen

1. Een geschrift, te weten een landelijk aangifteformulier winkeldiefstal van 12 april 2017 betreffende de onderneming [bedrijf], gevestigd [adres 2] (doorgenummerde pagina’s 3-5).
Dit formulier houdt onder meer in, voor zover van belang en zakelijk weergeven, als verklaring van [getuige], teamleider Verkoopklaar:
Op 12 april 2018 (het hof begrijpt: 2017) heeft ondergetekende gezien dat:
De persoon in kwestie de winkel binnen kwam. Ik zag dat deze persoon met haast naar de wijnafdeling liep. Hierbij zag ik ook dat deze persoon Martini Bianco had gepakt. Hierna vertrok deze persoon richting de diepvriesafdeling. Hier stond deze persoon een aantal seconden stil en deed de fles in zijn broeksrand. Direct ben ik de winkel ingelopen en zag ik dat meneer voorbij het kassapark liep zonder het product af te rekenen of aan te bieden. Hierna heb ik deze persoon aangehouden en verzocht om mee te lopen naar de onderzoeksruimte van de winkel.
Deze persoon gaf op te zijn:
Naam : [verdachte]
Voornamen : [verdachte]
Geb. dd/te : [geboortedag]1991
Totale verkoopwaarde : €5,99
2. Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2017077408-9 van 13 april 2017, in de wettelijke vorm opgemaakt door de bevoegde opsporingsambtenaar [verbalisant] (doorgenummerde pagina 6).
Dit proces-verbaal houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, als
mededeling van verbalisant:
Op 13 april 2017 heb ik de camerabeelden onderzocht van de [bedrijf], gevestigd op de [adres 2].
Ik zie de verdachte in de [bedrijf] rondlopen. Ik zie de verdachte in deze richting van de wand met flessen lopen. Ik zie dat de verdachte met zijn arm net buiten het beeld iets pakt en wegloopt. Ik zie vervolgens dat de verdachte met een fles in zijn handen door de winkel loopt, kennelijk in de richting van de uitgang. Ik zie dat een medewerker van [bedrijf], door de winkel rent, ook in dezelfde richting, richting de kassa.
Ik zie dat de verdachte door de medewerker van de [bedrijf] wordt achtervolgd en voorbij de kassa wordt aangehouden.
Verdachte : [verdachte], geboren op [geboortedag] 1991
Bedrijf : [bedrijf], [adres 2]
3. Een geschrift, te weten een kassabon van de [bedrijf], [adres 2] van 12 april 2017 (doorgenummerde pagina 5).
Dit geschrift houdt in, voor zover van belang en zakelijk weergegeven:
Op de kassabon staat vermeld: martini Eur 5,99
Voor zover de hiervoor vermelde bewijsmiddelen geschriften betreffen als bedoeld in artikel 344, eerste lid, aanhef, onder 5° van het Wetboek van Strafvordering, zijn deze telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.M. van der Nat, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. M.L. Leenaers, in tegenwoordigheid van mr. D.J. Lutje Wagelaar, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 9 mei 2018.
mr. M.F.J.M. de Werd en mr. M.L. Leenaers zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]