Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
2.Feiten
3.Beoordeling
nietzijnde een woonruimte of bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW. Huurders van een 230a-ruimte hebben geen huurbescherming: opzegging van een dergelijk huurcontract door de verhuurder leidt in principe tot het eindigen van de huur, ook al is de huurder het met de opzegging niet eens. Wel geniet deze huurder op grond van artikel 7:230a BW een in tijd beperkte ontruimingsbescherming. Uit de hoofdregel van artikel 150 Rv, dat de bewijslast rust bij de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van de door haar gestelde feiten, volgt dat het aan [Y] is om te bewijzen dat, zoals zij stelt, de huurovereenkomst tussen partijen wél moet worden aangemerkt als huur van bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:290 BW. Immers, [Y] beroept zich op het rechtsgevolg daarvan, te weten dat zij op grond van de voor die bedrijfsruimte geldende regeling huurbescherming geniet en dat de opzegging ex artikel 7:228 lid 2 BW door [X] dus niet rechtsgeldig is.