In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 16 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 16 oktober 2017. De verdachte, geboren in Litouwen en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van cocaïne in Nederland op 31 juli 2017 te Schiphol. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd, omdat het een andere bewijsconstructie hanteert op basis van de bekennende verklaring van de verdachte in hoger beroep. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de cocaïne heeft ingevoerd, maar sprak hem vrij van andere tenlasteleggingen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof weegt de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte mee in de strafmaat. De verdachte had een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne ingevoerd, wat duidt op handel, en de gevolgen van drugshandel voor de volksgezondheid en de samenleving zijn zwaarwegend. De persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals het verlies van zijn ouders, werden niet als voldoende verzachtend beschouwd om van de oriëntatiepunten af te wijken.