In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 2 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was eerder vrijgesproken van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht. Het hof heeft de ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het hoger beroep voor zover dit gericht is tegen de vrijspraken in eerste aanleg. Het hof heeft het vonnis van de politierechter bevestigd, behalve ten aanzien van de strafoplegging en de motivering daarvan, alsmede de beslissing op de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling. Het hof heeft de vordering tot herroeping toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 dagen, waarvan 24 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de eerdere veroordelingen van de verdachte. De uitspraak benadrukt het belang van de naleving van voorwaarden bij voorwaardelijke invrijheidstelling.