ECLI:NL:GHAMS:2018:2968

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
16 augustus 2018
Zaaknummer
23-003026-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake overtreding gebiedsverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 18 augustus 2017 was gewezen. De verdachte, geboren in Gambia in 1964, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis waarin hij was veroordeeld voor het overtreden van een gebiedsverbod. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 3 april 2018 en heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.

De verdachte was beschuldigd van het opzettelijk niet voldoen aan een bevel van de burgemeester van Amsterdam, dat hem verbood zich gedurende drie maanden in een specifiek gebied te bevinden. Dit bevel was uitgevaardigd op 12 april 2017, na eerdere overtredingen van soortgelijke verboden door de verdachte. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 22 juni 2017 en 20 juni 2017 zich in het verboden gebied bevond, ondanks het feit dat hij op de hoogte was van het gebiedsverbod.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes weken. Het hof heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de psychologische toestand van de verdachte, die lijdt aan een waanstoornis. Tevens is de tenuitvoerlegging van eerder opgelegde voorwaardelijke straffen gelast, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd opnieuw schuldig had gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003026-17
Datum uitspraak: 17 april 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 18 augustus 2017 in gevoegde strafzaken onder de parketnummers 13-113721-17 en 13-110578-17, alsmede 13-233765-14 (TUL), 13-167024-16 (TUL), 13-110790-16 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Gambia) op [geboortedag] 1964,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 april 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zaak met parketnummer 13-113721-17:hij op 22 juni 2017 te 22:40 uur te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - om zich uit het dealeroverlastgebied 2.0 Amsterdam, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden 7 maart 2017;
zaak met parketnummer 13-110578-17:hij op 20 juni 2017 te 00.09 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende -zakelijk weergegeven - om zich uit het dealeroverlastgebied 2.0 Amsterdam, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep als eerste aangevoerd dat hij het niet terecht vindt dat hij een gebiedsverbod heeft opgelegd gekregen. Als tweede voert hij aan dat de grenzen op het kaartje te onduidelijk zijn geformuleerd zodat niet duidelijk voor hem was welke straten onder het verbod vielen.
Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
De burgemeester van Amsterdam heeft op 12 april 2017 een verwijderingsbevel tegen de verdachte uitgevaardigd. Dit bevel hield in dat de verdachte zich met ingang van 15 april 2017 voor de duur van 3 maanden (tot en met 14 juli 2017) niet in het dealeroverlastgebied (DOG) 2.0 diende op te houden. De aanleiding voor dit bevel was dat de verdachte al eerder meerdere DOG maatregelen heeft genegeerd. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken van gebreken bij de totstandkoming van het besluit waarbij het gebiedsverbod is opgelegd, zodat het verbod rechtsgeldig is opgelegd.
Dit bevel is op 16 april 2017 uitgereikt aan de verdachte door verbalisant [verbalisant]. Tevens is toen aan de verdachte een gebiedskaartje met de beschrijving van de grenzen van het dealeroverlastgebied 2.0 en een plattegrond daarvan uitgereikt.
zaak met parketnummer 13-113721-17
Op 22 juni 2017 bevond de verdachte zich om 22:40 uur op de openbare weg, het Leidseplein te Amsterdam. Uit de plattegrond die zich in het dossier bevindt blijkt dat deze straat zich in Overlast gebied 2.0 “Centrum” bevindt. Tijdens het politieverhoor op 23 juni 2017 heeft de verdachte verklaard dat hij wist dat hij een verbod had.
zaak met parketnummer 13-110578-17
Op 20 juni 2017 bevond de verdachte zich om 00:09 uur op de openbare weg, de Vijzelstraat te Amsterdam. Uit de plattegrond die zich in het dossier bevindt blijkt dat deze straat zich in het Overlast gebied 2.0 “Centrum” bevindt. Tijdens het politieverhoor op 20 juni 2017 heeft de verdachte verklaard dat hij wist dat hij een verbod had.
Het hof is op grond van voorgaande, anders dan de verdachte, van oordeel dat niet is gebleken van gebreken in de totstandkoming van het bevel en dat de verdachte door zich in het overlastgebied te begeven, zich opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde feiten. Het is de verdachte op 16 april 2017 ondubbelzinnig kenbaar gemaakt dat een gebiedsverbod was uitgevaardigd, zodat hij hier in ieder geval op dat moment van op de hoogte is geraakt.
Voorts is het hof van oordeel dat het kaartje met beschrijving van de grenzen van het overlastgebied en een plattegrond voldoende duidelijk zijn en het niet aannemelijk is dat verdachte niet wist welke straten onder het verbod vielen.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 maart 2018 is hij voor een soortgelijk misdrijf veroordeeld dat onherroepelijk is geworden op 19 februari 2016.
Het hof acht bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde in de zaken met parketnummers 13-113721-17 en 13-110578-17 heeft begaan, met dien verstande dat:
zaak met parketnummer 13-113721-17:
hij op 22 juni 2017 te 22:40 uur te Amsterdam, opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, door of namens de burgemeester van Amsterdam gegeven bevel, inhoudende om zich uit het dealeroverlastgebied 2.0 Amsterdam, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden, terwijl tijdens het plegen van dit misdrijf nog geen twee jaren waren verlopen sedert een vroegere veroordeling van verdachte wegens een gelijk misdrijf onherroepelijk was geworden te weten op 19 februari 2016.
zaak met parketnummer 13-110578-17:hij op 20 juni 2017 te 00.09 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, door of namens de burgemeester van Amsterdam gegeven bevel, inhoudende om zich uit het dealeroverlastgebied 2.0 Amsterdam, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Hetgeen in de zaken met parketnummers 13-113721-17 en 13-110578-17 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde in de zaken met parketnummers 13-113721-17 en 13-110578-17 uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het in de zaak met parketnummer 13-113721-17 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, terwijl tijdens het plegen van het misdrijf nog geen twee jaren zijn verlopen sedert een vroegere veroordeling van de schuldige wegens gelijk misdrijf onherroepelijk is geworden.
Het in de zaak met parketnummer 13-110578-17 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde in de zaken met parketnummers 13-113721-17 en 13-110578-17 uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het bewezen verklaarde in de zaken met parketnummers 13-113721-17 en 13-110578-17 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde in de zaken met parketnummers 13-113721-17 en 13-110578-17 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een aan hem opgelegd gebiedsverbod overtreden. Dergelijke verboden hebben tot doel het verstoren van de openbare orde en overlast voor bewoners, bedrijven en toeristen binnen een bepaald gebied tegen te gaan. Door een dergelijk bevel te negeren heeft de verdachte er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan een hem van overheidswege in dat verband uitgevaardigd verbod.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 maart 2018 is hij veelvuldig voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Gelet op de veelvuldige recidive is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan met een vrijheidsbenemende straf, waarbij het hof in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van acht weken passend en geboden acht.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt het hof echter over en weer rekening met drie andere zaken tegen de verdachte die gelijktijdig doch niet gevoegd met de onderhavige zaak door het hof zijn behandeld en waarin het hof eveneens heden uitspraak doet.
Het hof heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf tevens acht geslagen op het met betrekking tot de persoon van de verdachte opgemaakte psychologisch Pro Justitia rapport van [naam], GZ-psycholoog, d.d. 1 februari 2017. Uit dit rapport blijkt dat de verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een waanstoornis, dat dit ook ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde het geval was en dat dit gedeeltelijk zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het bewezenverklaarde beïnvloedde. Het hof neemt deze conclusies van de psycholoog over en zal conform zijn advies de verdachte het tenlastegelegde verminderd toerekenen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van zes weken passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 13-233765-14

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 februari 2016, onder parketnummer 13-233765-14, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proeftijd van 2 jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 13-167024-16

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 februari 2017, onder parketnummer 13-167024-16, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Op grond van hetgeen omtrent de persoon van de veroordeelde bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, zal de bij dat vonnis vastgestelde proeftijd met 1 (één) jaar worden verlengd.

Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 13-110790-16

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 maart 2017, onder parketnummer 13-110790-16, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu bedoelde vordering tot tenuitvoerlegging reeds geheel is toegewezen in de zaak tegen de verdachte onder rolnummer 23-002107-17 waarin het hof eveneens heden uitspraak heeft gedaan, zal in de onderhavige zaak de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde in de zaken met parketnummers 13-113721-17 en 13-110578-17 heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde in de zaken met parketnummers 13-113721-17 en 13-110578-17 strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte voor de zaken met parketnummers 13-113721-17 en 13-110578-17 tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) weken.
Gelast de tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 4 februari 2016, onder parketnummer 13-233765-14, te weten van
een gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Verlengt de proeftijdals vermeld in het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 9 februari 2017, onder parketnummer 13-167024-16,
met een termijn van 1 (één) jaar.
Wijst afde vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 1 augustus 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 maart 2017, onder parketnummer 13-110790-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. G. Oldekamp en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van mr. C. Schenker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 april 2018.
Mr. S. Bek is buiten staat dit arrest te ondertekenen.