ECLI:NL:GHAMS:2018:2965

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
16 augustus 2018
Zaaknummer
23-002107-17
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis politierechter inzake overtreding gebiedsverbod

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 17 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Gambia in 1964, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 14 juni 2017, waarin hij was veroordeeld voor het overtreden van een gebiedsverbod. Dit gebiedsverbod was opgelegd door de burgemeester van Amsterdam en hield in dat de verdachte zich gedurende drie maanden niet in een specifiek gebied mocht bevinden. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 april 2017 om 00:59 uur in dit verboden gebied aanwezig was, ondanks het feit dat hij op de hoogte was van het gebiedsverbod. De verdachte voerde aan dat hij de grenzen van het verbod niet duidelijk kon begrijpen, maar het hof oordeelde dat de burgemeester het verbod rechtsgeldig had opgelegd en dat de grenzen voldoende duidelijk waren aangegeven op de gebiedskaart die aan de verdachte was overhandigd.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen verklaard. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie weken, waarbij het hof rekening hield met de ernst van de overtreding en de recidive van de verdachte. Tevens werd de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van twee maanden, omdat de verdachte zich tijdens de proeftijd aan een strafbaar feit had schuldig gemaakt. Het hof heeft de strafmaat bepaald op basis van de feiten en omstandigheden van de zaak, evenals de psychologische toestand van de verdachte, die lijdt aan een waanstoornis, wat zijn gedragskeuzes beïnvloedde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-002107-17
Datum uitspraak: 17 april 2018
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 juni 2017 in de strafzaak onder de parketnummers 13-075778-17 en 13-110790-16 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Gambia) op [geboortedag] 1964,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 3 april 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op 24 april 2017 te 00:59 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 172 en/of 177 van de Gemeentewet en/of 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, in elk geval krachtens wettelijk voorschrift, door of namens de burgemeester van Amsterdam (zijnde een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast) gegeven bevel, inhoudende -zakelijk weergegeven - om zich uit het dealeroverlastgebied 2.0 Amsterdam, althans uit een door de burgemeester aangewezen gebied, te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep allereerst aangevoerd dat hij het niet terecht vindt dat hij een gebiedsverbod heeft opgelegd gekregen. Ten tweede heeft hij aangevoerd dat de grenzen zoals weergegeven op het aan hem overhandigde gebiedskaartje voor hem onduidelijk waren, zodat hij niet wist welke straten onder het verbod vielen.
Het hof overweegt daaromtrent als volgt.
De burgemeester van Amsterdam heeft op 12 april 2017 een verwijderingsbevel tegen de verdachte uitgevaardigd. Dit bevel hield in dat de verdachte zich met ingang van 15 april 2017 voor de duur van 3 maanden (tot en met 14 juli 2017) niet in het dealeroverlastgebied (DOG) 2.0 mocht ophouden. Naar het oordeel van het hof is niet gebleken van gebreken bij de totstandkoming van het besluit waarbij het gebiedsverbod is opgelegd, zodat het verbod rechtsgeldig is opgelegd.
Dit bevel is op 16 april 2017 uitgereikt aan de verdachte in persoon door verbalisant M.B. Broekhuis, waarbij aan hem tevens een gebiedskaart met omschrijving van het dealeroverlastgebied is uitgereikt. Beide stukken heeft de verdachte, blijkens het proces-verbaal van uitreiking, aangenomen.
Naar het oordeel van het hof zijn de grenzen van het gebied op de aan de verdachte uitgereikte en door hem in ontvangst genomen gebiedskaart met omschrijving van het dealeroverlastgebied voldoende duidelijk weergegeven, zodat het aan de verdachte kenbaar was welke straten onder het gebied vielen. Het hof acht het onaannemelijk dat het de verdachte onduidelijk was in welk gebied hij zich niet mocht bevinden. Voorts staat vast dat de verdachte wist dat aan hem een gebiedsverbod was opgelegd en dat hij zich op de ten laste gelegde datum en tijd in het voor hem verboden gebied heeft bevonden.
Het hof verwerpt de verweren van de verdachte dan ook en acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 april 2017 te 00:59 uur te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 2.9A van de Algemene Plaatselijke Verordening 2008, door of namens de burgemeester van Amsterdam gegeven bevel, inhoudende om zich uit het dealeroverlastgebied 2.0 Amsterdam te verwijderen en zich daar gedurende 3 maanden niet meer te bevinden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie weken.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft een aan hem opgelegd gebiedsverbod overtreden. Dergelijke verboden hebben tot doel het verstoren van de openbare orde en overlast voor bewoners, bedrijven en toeristen binnen een bepaald gebied tegen te gaan. Door een dergelijk bevel te negeren heeft de verdachte er blijk van gegeven zich weinig gelegen te laten liggen aan een hem van overheidswege in dat verband uitgevaardigd verbod.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 21 maart 2018 is hij veelvuldig voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Gelet op de veelvuldige recidive is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan met een vrijheidsbenemende straf, waarbij het hof in beginsel een gevangenisstraf voor de duur van vier weken passend en geboden acht.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt het hof echter over en weer rekening met drie andere zaken tegen de verdachte die gelijktijdig doch niet gevoegd met de onderhavige zaak door het hof zijn behandeld en waarin het hof eveneens heden uitspraak doet.
Het hof heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf tevens acht geslagen op het met betrekking tot de persoon van de verdachte opgemaakte psychologisch Pro Justitia rapport van drs. [naam], GZ-psycholoog, d.d. 1 februari 2017. Uit dit rapport blijkt dat de verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een waanstoornis, dat dit ook ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde het geval was en dat dit gedeeltelijk zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het bewezenverklaarde beïnvloedde. Het hof neemt deze conclusies van de psycholoog over en zal conform zijn advies de verdachte het tenlastegelegde verminderd toerekenen.
Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van drie weken passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 maart 2017, onder parketnummer 13-110790-16, opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Gebleken is dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) weken.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 7 maart 2017, onder parketnummer 13-110790-16, te weten van een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. C.N. Dalebout, mr. G. Oldekamp en mr. S. Bek, in tegenwoordigheid van mr. C. Schenker, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 17 april 2018.
Mr. S. Bek is buiten staat dit arrest te ondertekenen.